De burgemeester van de gemeente Haarlem had vier demonstranten van Extinction Rebellion (XR) geen last onder dwangsom op mogen leggen. De burgemeester was niet bevoegd om de dwangsom op te leggen, omdat de lasten in strijd zijn met de uitgangspunten en systematiek van de Wet openbare manifestaties (Wom). Daarnaast zijn de lasten in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Dat is het oordeel van de rechtbank Noord-Holland op 15 augustus 2024.

De vier demonstranten nemen regelmatig deel aan demonstraties in Haarlemse winkels en ook bij het Provinciehuis. Bij een aantal demonstraties werkten de demonstranten niet mee toen de demonstratie op grond van art. 8 van de Wet openbare manifestaties (Wom) beëindigd moest worden. Om herhaling van de demonstraties te voorkomen heeft de burgemeester van de gemeente Haarlem de vier demonstranten een last onder dwangsom opgelegd. Daarin staat dat zij artikel 8 van de Wom niet mogen overtreden. De demonstranten hebben tegen de dwangsom beroepen ingediend.

Uitspraak rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester niet bevoegd was om de lasten onder dwangsom op te leggen omdat de lasten in strijd zijn met de uitgangspunten en systematiek van de Wom. Daarnaast zijn de lasten ook in strijd zijn met het rechtszekerheidsbeginsel. Zo is in de formulering van de lasten niet concreet aangegeven wat het doel van de lasten is. Uit de lasten blijkt evenmin op welke niet-openbare locatie binnen Haarlem de lasten van toepassing zijn. Ook is niet duidelijk welke concrete demonstratie op grond van art. 8 Wom terstond beëindigd dient te worden omdat de bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden dat vordert. Indien de demonstranten deel wensen te nemen aan een demonstratie in Haarlem op een niet-openbare locatie, is voor hen van tevoren niet duidelijk of zij de gegeven lasten zullen overtreden. Pas nadat de burgemeester een opdracht op grond van art. 8 Wom heeft gegeven en dit ook aan eiseressen wordt meegedeeld, wordt duidelijk wat eiseressen moeten doen of nalaten om de overtreding te beëindigen. De norm waaraan moet worden voldaan, ontstaat daarom pas op een later moment. Of de omstandigheden op dat moment vergelijkbaar zijn met de demonstratie op 17 oktober 2022 bij het provinciehuis of die van 1 oktober bij de Albert Heijn te Haarlem, is op voorhand echter niet duidelijk. Ten slotte volgt uit vaste jurisprudentie dat bij een last ter voorkoming van herhaling, de handhavingsbevoegdheid van het bestuursorgaan bij incidentele overtredingen kan komen te vervallen. Dit betreft de zogenaamde bevoegdheidsvervaltermijn. Wanneer de handhavingsbevoegdheid precies vervalt, is niet in algemene zin te zeggen. Overtredingen en de overtreden wet- en regelgeving lopen namelijk sterk uiteen. Deze termijn zal daarom per overtreding moeten worden vastgesteld. Verweerder heeft in de opgelegde lasten echter geen bevoegdheidsvervaltermijn opgenomen. De beroepen zijn daarom gegrond.

ECLI:NL:RBNHO:2024:8183
ECLI:NL:RBNHO:2024:8186

Bron: www.rechtspraak.nl

Laatste nieuws