Onderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen en de Universiteit Leiden hebben de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA) geëvalueerd in opdracht van het WODC. Daaruit blijkt dat de WHOA in grote lijnen doet wat de wet moet doen, maar dat vooral het kleinbedrijf minder goed wordt bereikt. Onbekendheid van de WHOA speelt een rol, maar ook de kosten van een WHOA-traject. Het onderzoek is op 22 januari 2024 gepubliceerd.
De voornaamste conclusie van de evaluatie is dat de WHOA in het algemeen de doelstelling bereikt om het reorganiserend vermogen van levensvatbare ondernemingen te versterken en daarmee grotendeels werkt zoals door de wetgever is beoogd. Ook, maar in iets mindere mate, lijkt de WHOA bij te dragen aan een versterking van het minnelijk akkoordtraject, omdat de WHOA duidelijke kaders geeft en partijen onderhandelen tegen de achtergrond van dit wettelijke traject, en aan de gecontroleerde afwikkeling van een onderneming door een liquidatieakkoord. Het wettelijk instrumentarium van de WHOA lijkt in algemene zin naar behoren te functioneren. Dit betreft vooral de mogelijkheden om een afkoelingsperiode af te laten kondigen en de verlengingsmogelijkheden daarvan. Verder is een aantal keren gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de rechter zich te laten buigen over zogenoemde aspectenverzoeken waarmee in een vroeg stadium duidelijkheid kan worden gecreëerd over (voorzienbare) geschilpunten in het traject. Hierbij valt vanuit het perspectief van schuldeisersbescherming te overwegen om dit instrument niet alleen ambtshalve door de rechter of op verzoek van de schuldenaar of herstructureringsdeskundige in te zetten, maar ook op verzoek van de observator als dit in het belang wordt geacht ter beveiliging van de belangen van de schuldeisers of de aandeelhouders. Zodoende wordt voorkomen dat deze partijen pas bij de homologatie voor het eerst hun zienswijze over het voorgestelde akkoord naar voren kunnen brengen. Minder vaak is tot nog toe de mogelijkheid ingezet van art. 42a Fw om paulianabestendige rechtshandelingen aan de rechter voor te leggen of langs de weg van art. 373 Fw overeenkomsten te beëindigen.
Geschiktheid WHOA voor MKB
De WHOA werkt niet in alle opzichten zoals beoogd. Er bestaan twijfels over de vraag of de WHOA geschikt is voor het MKB. Hoewel de WHOA in de praktijk regelmatig succesvol is ingezet bij MKB-ondernemingen, heeft het onderzoek voor de toepasbaarheid van de WHOA in het MKB enkele verbeterpunten geconstateerd. Hierbij spelen zowel onbekendheid met het bestaan van de WHOA alsook de hoge kosten van een WHOA-traject een rol, zowel in de voorbereiding (adviseurs) als voor de procedure (griffierechten, advocaten). Aantekening verdient daarbij dat onder het begrip ‘MKB’ een grote verscheidenheid aan ondernemingen valt en deze nuancering vooral lijkt te gelden voor de kleinere onderneming.
Effecten op langere termijn
Hoewel het erop lijkt dat de WHOA bijdraagt aan het versterken van het reorganiserend vermogen van levensvatbare ondernemingen, en daarmee ook aan het behoud van werkgelegenheid, is op basis van de uitgevoerde onderzoeken nog onvoldoende te zeggen over de reikwijdte daarvan en de economische effecten van de WHOA. Het verdient daarom aanbeveling om de WHOA over een aantal jaren nogmaals te evalueren, met inbegrip van de economische effecten van de WHOA op de langere termijn.
Evaluatie Wet homologatie onderhands akkoord
Bron: www.wodc.nl