Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft op 13 februari 2024 verklaard dat het verbod op onverdoofd slachten geen schending is van art. 9 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), en geen schending van art. 14 in samenhang met art. 9. Het is de eerste keer dat het EHRM zich bezighield met bescherming van dierenwelzijn in relatie tot vrijheid van godsdienst.
Belgische moslimorganisaties en burgers spanden de zaak aan tegen de Belgische overheid wegens wetgeving die sinds 2019 het ritueel slachten van dieren zonder voorafgaande verdoving verbiedt. Zij voerden aan dat het voor joodse en islamitische gelovigen moeilijk, zo niet onmogelijk zou zijn om dieren te slachten in overeenstemming met de voorschriften van hun religie of om vlees van zulke dieren te verkrijgen. Het EHRM oordeelt dat er geen sprake is van schending van art. 9 (vrijheid van godsdienst) en art. 14 (verbod op discriminatie) in samenhang met art. 9 EVRM en concludeert dat de Belgische wetgeving in verhouding staat tot het nagestreefde doel, namelijk de bescherming van het dierenwelzijn als een aspect van de ‘publieke moraal’. Het Hof merkt op dat de consultatie van de van verschillende groepen zorgvuldig is geweest en er geprobeerd is een eerlijk evenwicht te vinden tussen verschillende belangen. Daarnaast is het verbod gebaseerd op een wetenschappelijke consensus dat voorafgaande verdoving de optimale manier is om het lijden van dieren tijdens de slacht te verminderen. Het Hof ziet geen reden om deze bevinding in twijfel te trekken.
EHRM 13 februari 2024, 16760/22, 16849/22, 16850/22
Bron: www.hudoc.echr.coe.int