Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft op 22 oktober 2024 geoordeeld dat de Russische wetgeving inzake zogenoemde ‘buitenlandse agenten’ een schending van de art. 10 (vrijheid van meningsuiting) en 11 (vrijheid van vereniging) van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens met betrekking tot alle verzoekers, en een schending van art. 8 (recht op eerbiediging van privé- en gezinsleven).
De Russische wetgeving verplicht NGO' s, mediaorganisaties en individuen zich te registreren als ‘buitenlandse agenten’. Het Hof oordeelt dat de wetgeving stigmatiserend, misleidend en op een te brede en onvoorspelbare manier wordt gebruikt. Het Hof concludeert dat het doel van de wetgeving is om te straffen en te intimideren in plaats van om tegemoet te komen aan legitieme zorgen over de nationale veiligheid. Het Hof noemt met name de verplichting voor de aangewezen organisaties en individuen om alles wat ze publiceren te voorzien van een kennisgeving waarin hun status als ‘buitenlandse agenten’ wordt aangekondigd, hun uitsluiting van alle verkiezingsprocessen, beperkingen op lerarenberoepen, ontzegging van toegang tot jong publiek en ontneming van inkomsten van particuliere adverteerders, evenals de duidelijk onevenredige sancties als hoge boetes of zelfs opheffing van de organisatie. De maatregelen creëren een klimaat van achterdocht en wantrouwen tegen onafhankelijke stemmen in de maatschappij en ondermijnen de fundamenten van een democratische samenleving. Ook concludeert het Hof dat de wetgeving sinds 2012 aanzienlijk restrictiever is geworden, met gevolgen voor een nog veel groter aantal NGO' s, mediaorganisaties en individuen en nog verder verwijderd van de normen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Bron: www.echr.coe.int