Het Nederlands academisch jaar is uitzonderlijk lang. Dit veroorzaakt een hoge werkdruk voor docenten en studenten en laat weinig tijd over voor onderzoek en andere wetenschappelijke kerntaken. De Jonge Akademie van de KNAW onderzocht het Nederlands academisch jaar in vergelijking met het buitenland en doet in het rapport ‘een slimmer academisch jaar’ concrete aanbevelingen voor verbetering.
Uit onderzoek en bevragingen blijkt dat maar liefst 72% van het wetenschappelijk personeel van de Nederlandse universiteiten veel tot zeer veel werkdruk ervaart. De ervaren werkdruk komt primair voort uit een scheve docent-student-ratio en een tekort aan, met name vaste, wetenschappelijke staf. Een serieuze werkdrukvermindering vraagt zonder meer om een financiële injectie.
Maar naast een scheve docent-student-ratio is er echter nog een factor die bij lijkt te dragen aan de hoge werkdruk onder Nederlands wetenschappelijk personeel: de lengte en indeling van het academisch jaar.
De meeste Nederlandse universiteiten beginnen hun onderwijsjaar in de eerste week van september en sluiten hun jaar halverwege juni of begin juli af. Tussendoor kent het jaar weinig tot geen pauzes, waardoor de academische kalender als lang en vol wordt ervaren.
In het rapport is de inrichting van het academisch jaar aan Nederlandse universiteiten onderzocht in internationaal perspectief, en worden voorstellen voor een slimmer academisch jaar in Nederland gedaan.
Het rapport concludeert dat studenten en docenten in Nederland het onderwijsjaar vaak als extreem lang ervaren. Voor wetenschappers betekent dit dat al hun kerntaken (onderzoek, onderwijs, impact, leidinggevende taken en eventueel patiëntenzorg) bijna gedurende het hele jaar tegelijkertijd hun aandacht vragen, wat leidt tot inefficiëntie en een verdere verzwaring van de reeds torenhoge werkdruk. Voor studenten biedt het academische jaar aan veel Nederlandse universiteiten tussen september en juli geen enkel rustpunt. Dit zorgt voor vermoeidheid en stress, en ontneemt studenten bovendien ruimte voor reflectie en verbreding.
Het Nederlandse academisch jaar wordt niet alleen als lang ervaren; in vergelijking met omringende landen lijkt het ook lang te zijn. In vergelijking met omringende landen begint het academisch jaar in Nederland vroeg, en eindigt het laat. De jaarkalender van Nederlandse universiteiten telt gemiddeld 30 onderwijsweken, tentamenperiodes niet meegerekend. Dat is meer dan in omringende landen vaak het geval is. Uit een vergelijking met zes gerenommeerde universiteiten uit het Europese buitenland, die qua prestaties en breedte vergelijkbaar zijn met de Nederlandse universiteiten, blijkt dat het Nederlandse academisch jaar inderdaad uitzonderlijk lang is: Nederlandse docenten besteden gemiddeld twee hele maanden meer per jaar aan doceren of tentamineren dan hun collega’s aan de universiteiten uit de steekproef. Zo telt de kalender van de Universiteit Gent 24 onderwijsweken, en die van de University of Saint Andrews 21. Het is dan ook niet verwonderlijk dat een deel van de wetenschappelijke staf in Nederland graag een jaarkalender zou zien die meer in lijn is met die van andere Europese landen.
Op basis van deze analyse van het academisch jaar in binnen- en buitenland identificeert de Jonge Akademie een aantal best practices en worden vijf aanbevelingen gedaan voor een slimmer academisch jaar in Nederland.
Geadviseerd wordt
(1) de onderwijskalender flexibel aan te passen aan de behoeften van verschillende disciplines,
(2) het aantal onderwijsweken en
(3) het aantal toetsweken te reduceren,
(4) onderwijsvrije periodes streng te bewaken en
(5) onderwijsvormen te diversifiëren en autonomie van studenten te stimuleren.