Het College voor de Rechten van de Mens heeft kritiek op de door de Minister van JenV op 28 juni 2023 aangekondigde nieuwe kledingeisen voor agenten in uniform. Met dit besluit worden uitingen van geloofs- of levensovertuigingen bij het uniform van politieambtenaren expliciet verboden. Volgens het College worden hiermee bijvoorbeeld vrouwen met een hoofddoek uitgesloten van volledige deelname aan het politieambt, en worden bestaande vooroordelen geïnstitutionaliseerd.
Aan het aangekondigde besluit ligt naar het oordeel van het College een discriminerende aanname ten grondslag. Het suggereert dat mensen die zichtbaar religieus zijn of religieuze uitingen dragen hun functie niet neutraal en onpartijdig uitoefenen, of dat het althans terecht is dat mensen daaraan twijfelen vanwege die zichtbare religieuze uiting. Deze aanname is gebaseerd op vooroordelen, is stigmatiserend en bovendien niet effectief. Het College stelt dat de kern van het discriminatieverbod in Nederland juist is dat mensen moeten worden beoordeeld op hun feitelijke handelen en gedrag en niet op veronderstellingen gebaseerd op hun uiterlijke kenmerken. Neutraliteit en gezag van de politieagenten wordt effectief bereikt via selectie, opleiding en functioneringsgesprekken, in plaats van het verbieden van religieuze uitingen.
Spanning met bestaande jurisprudentie
Een verbod op de hoofddoek bij de politie moet in lijn zijn met het fundamentele recht op non-discriminatie op grond van godsdienst en geslacht, en met de vrijheid van godsdienst. In dit verband wijst het College op de jurisprudentie van het Hof van de EU in Luxemburg, welke:
- Een werkgever niet toestaat om een hoofddoekverbod te baseren op vooroordelen van het publiek (HvJ EG 10 juli 2008, C-54/07 (Feryn) en HvJ EU 14 maart 2017, C-188/15 (Bougnaoui t. Micropole SA);
- Een werkgever die kleding met religieuze connotatie wenst te verbieden met het oog op een neutrale uitstraling, verplicht om de noodzaak en proportionaliteit van een dergelijk verbod aan te tonen. (HvJ EU 15 juli 2021, C-804/18 (WABE) en C-341/19 (Müller)).
Het College constateert dat in de toelichting op de nieuwe kledingeisen niet met onderzoek onderbouwd is waarom deze noodzakelijk zijn. Ook is er geen weging van belangen van betrokkenen beschreven waaruit de proportionaliteit van de regeling blijkt.
Bron: www.mensenrechten.nl