Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft in een uitspraak van 26 maart 2024 geoordeeld dat het evenredigheidsbeginsel ook van toepassing is bij gebonden besluiten. Bij een gebonden besluit volgt het rechtsgevolg meteen uit het wettelijk voorschrift waarop het besluit berust. Bij zulke besluiten geeft het wettelijk voorschrift het bestuursorgaan geen ruimte om nog een belangenafweging in te maken. Ook bij gebonden besluiten kan het nodig zijn om onnodig harde gevolgen van een wettelijk voorschrift te voorkomen.

Het CBb werkt in de uitspraak eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 februari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:285) en van 1 maart 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:772) over het evenredigheidsbeginsel verder uit. Het CBb stelt dat er geen grond is om bij de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel van een gebonden besluit, uit te gaan van een evenredigheidsbeginsel met een andere inhoud dan dat in art. 3:4 lid 2 Awb. Er is maar één evenredigheidsbeginsel, dat gedeeltelijk wel en gedeeltelijk niet is gecodificeerd. Daarmee is niet gezegd dat de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel van een gebonden besluit dat op een algemeen verbindend voorschrift berust, op dezelfde wijze moet plaatsvinden als bij een besluit dat op een discretionaire bevoegdheid berust. Tussen beide soorten gevallen bestaat een wezenlijk verschil. Bij een discretionaire bevoegdheid moet door het bevoegde bestuursorgaan in het voorliggende geval nog een belangenafweging plaatsvinden. Het bestuursorgaan moet daartoe van geval tot geval de nodige kennis vergaren over de af te wegen belangen, die belangen op kenbare wijze afwegen en ervoor zorgdragen dat de uitkomst van die belangenafweging niet onevenredig is. Bij een gebonden bevoegdheid heeft op het niveau van het algemeen verbindende voorschrift al een belangenafweging in algemene zin plaatsgevonden. De uitkomst daarvan is neergelegd in de wettelijke voorwaarden voor de uitoefening van die bevoegdheid. Daarmee is in beginsel ook de evenredigheid van het besluit gegeven. Het te nemen besluit volgt immers uit het wel of niet vervuld zijn van de toepassingsvoorwaarden en het bestuursorgaan hoeft geen belangenafweging te maken. Niettemin kunnen er bijzondere omstandigheden zijn die maken dat in het voorliggende geval toepassing van het algemeen verbindende voorschrift voor een of meer belanghebbenden zozeer in strijd komt met het evenredigheidsbeginsel dat die toepassing achterwege moet blijven. Dit betekent dat het bestuursorgaan uiteindelijk - ‘onder de streep’ - nog wel moet beoordelen of er bijzondere omstandigheden zijn die maken dat toepassing van het algemeen verbindende voorschrift in het voorliggende geval tot een onevenredige uitkomst zou leiden, maar daarbij gaat het dan alleen nog om de evenwichtigheid. Een besluit is onevenwichtig als het in de gegeven omstandigheden voor een of meer belanghebbenden onredelijk bezwarend is.

ECLI:NL:CBB:2024:190

ECLI:NL:CBB:2024:191

Bron: www.rechtspraak.nl

Laatste nieuws