Uit een op 13 maart 2025 gepubliceerde toets van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) van de Eerste aanvullingswet nieuw Wetboek van Strafvordering blijkt dat het kabinet in het nieuwe WvSv de mogelijkheden voor politie en justitie om grote hoeveelheden persoonsgegevens te verzamelen flink wil uitbreiden. Dit leidt onder andere tot risico’s voor mensen die géén verdachte zijn, maar bij het verzamelen van digitaal bewijs als ‘bijvangst’ in de politiesystemen belanden, schrijft de AP.
Het wetsvoorstel schiet op een aantal punten tekort: gegevens die niet relevant zijn voor het opsporingsonderzoek worden te lang bewaard, het eventuele hergebruik van verzamelde gegevens voor een ander doel is niet duidelijk genoeg geregeld en regels voor het analyseren en onderzoeken van grote databestanden ontbreken. Het voorstel houdt bovendien onvoldoende rekening met Europees recht en uitspraken van het Hof van Justitie van de EU. Problemen zijn onder meer te voorkomen door verzamelde gegevens die voor het opsporingsonderzoek niet relevant zijn, meteen te vernietigen. Maar het kabinet wil maar een beperkte vernietigingsplicht, alleen voor data die de politie heeft verkregen door te hacken. En dus niet voor bijvoorbeeld gegevens van smartphones en laptops die de politie in beslag neemt. Ook moeten er meer waarborgen komen voor persoonsgegevens die de politie heeft verzameld en voor een ander doel wil hergebruiken. De AP adviseert daarom in de wet op te nemen dat een rechter moet controleren of het hergebruik van die gegevens mag of niet. Tot slot moeten er regels komen voor het analyseren van grote databestanden met persoonsgegevens. Die staan nu niet in de wet.
Aparte gegevensverwerkingswet
De AP raadt het kabinet aan om de waarborgen voor zorgvuldige verwerking van persoonsgegevens die voor de opsporing zijn verzameld goed te regelen. Liefst in een aparte wet. Dat was in eerste instantie ook het plan: er zou een aparte gegevensverwerkingswet komen ter vervanging van de Wet politiegegevens (Wpg) en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg). Omdat voor de realisatie en implementatie van deze nieuwe wet geen financiële middelen beschikbaar zijn, heeft het kabinet besloten dat deze nieuwe wet er niet komt. Zij komt daarmee terug op de eerder gemaakte meer principiële keuze. De AP betreurt het ten zeerste dat de aangekondigde nieuwe gegevensverwerkingswet geen doorgang vindt. Nu daaraan slechts financiële overwegingen ten grondslag liggen, kan de AP niet anders dan concluderen dat de regering kennelijk wel bereid is geld uit te trekken voor de implementatie van het nieuwe wetboek dat onder andere de politie meer bevoegdheden geeft om aanzienlijke hoeveelheden persoonsgegevens te verzamelen, maar niet bereid is te investeren in wetgeving die de verdere verwerking van die gegevens normeert naar de huidige stand van het recht en in een daarbij behorend implementatietraject waarmee de daadwerkelijke naleving van die wetgeving ook wordt gefaciliteerd en verzekerd. Dit acht de AP problematisch omdat de normering van bevoegdheden waarmee persoonsgegevens kunnen worden verzameld niet los kan worden gezien van de normering van de verdere verwerking van die persoonsgegevens. Gelet op het voorgaande is de AP van oordeel dat de regering alsnog de middelen beschikbaar moet stellen die nodig zijn om de wetgeving voor de (verdere) verwerking van persoonsgegevens die zijn verzameld in het kader van strafrechtelijke rechtshandhaving (en de openbare ordehandhaving) zoals thans opgenomen in de Wpg en Wjsg te herzien en te actualiseren zodat deze aansluit bij het Europese (gegevensbeschermings)recht en de noodzakelijke waarborgen biedt voor de rechten en vrijheden van individuen in een digitale samenleving.
Wetgevingstoets conceptwetsvoorstel Eerste aanvullingswet nieuw Wetboek van Strafvordering