Het aantal klachten van burgers tegen niet-vervolging in het kader van artikel 12 Sv-procedures neemt toe en de behandeling overschrijdt veelal de beoogde maximumtermijn van zes maanden. Artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering is het enige mechanisme van controle op en eventuele correctie van beslissingen van het Openbaar Ministerie om individuele strafzaken niet voor de strafrechter te brengen.

Dat concluderen onderzoekers van het Montaigne Onderzoekscentrum voor Rechtspleging en Conflictoplossing van de Universiteit Utrecht, in het rapport ‘Klachten tegen niet-vervolging (artikel 12 Sv-procedure): Doorlooptijden, instroom, verwachtingen van klagers en het belang van procedurele rechtvaardigheid’. Het rapport is geschreven in opdracht van het WODC.

Doorlooptijden en klachten

Het eerste deel van het rapport onderzoekt de maatregelen die zijn genomen om de doorlooptijd van artikel 12 procedures te verkorten, dan wel artikel 12 Sv-klachten te voorkomen en wat de beoogde en wat de feitelijke werking is (geweest) van de genomen maatregelen. Het merendeel van de maatregelen omtrent de artikel 12 Sv-procedure die door de Minister op 22 oktober 2009 zijn aangekondigd zijn inderdaad uitgevoerd. Dit heeft tot nu toe geen zichtbaar positief effect gehad op de doorlooptijden. Er is zelfs sprake van oplopende doorlooptijden sinds de eerste beraming van 2011 aan de hand van de norm dat 85% van de zaken binnen zes maanden moet zijn afgewikkeld (53% in 2011, 46% in 2012, 34% in 2013 en 35% in 2014). Een belangrijke oorzaak betreft de complexiteit van de procedure. Het feit dat verschillende organisaties een achtereenvolgende taak hebben in de procedure wordt beschouwd als de kernoorzaak van de lange doorlooptijden.

Maatregelen die zijn genomen om klachten te voorkomen, zoals het motiveren van de schriftelijke sepotbeslissing en het aanbieden van de mogelijkheid van een sepotgesprek, zijn slechts zeer beperkt doorgevoerd. Dit komt omdat de capaciteit bij het Openbaar Ministerie volstrekt ontoereikend is om in iedere individuele zaak de gewenste motivering op te stellen en omdat sepotbrieven automatisch gegenereerd worden.

Klagers

Het tweede deel van het rapport onderzoekt waarom klagers een artikel 12 Sv-procedure beginnen en hoe zij de procedure ervaren. Hiertoe is een onderzoek uitgevoerd onder 750 klagers die in de eerste helft van 2015 een klacht hebben ingediend wegens niet-vervolging. In het onderzoek is gemeten hoe eerlijk en rechtvaardig klagers zich behandeld en bejegend voelen door de politie, het Openbaar Ministerie en het hof. Naast deze oordelen van ervaren procedurele rechtvaardigheid werden rapportcijfers gemeten die de respondenten toekenden aan hun behandeling gedurende het gehele artikel 12 Sv-traject, de beslissing over hun zaak, het Openbaar Ministerie, rechters in Nederland en het Nederlandse strafrechtsysteem. De onderzoeksgegevens tonen aan de rapportcijfers die de respondenten uitdeelden negatief zijn. In het bijzonder delen de respondenten die een lage mate van procedurele rechtvaardigheid hebben ervaren zeer lage rapportcijfers toe aan hoe zij zijn behandeld, de beslissing in hun zaak, het Openbaar Ministerie, Nederlandse rechters en het Nederlandse strafrechtsysteem. Respondenten die een hoge mate van procedurele rechtvaardigheid hebben ervaren kennen significant hogere rapportcijfers toe aan hun behandeling, de beslissing in hun zaak, het Openbaar Ministerie, Nederlandse rechters en het Nederlandse strafrechtsysteem. Het vertrouwen van burgers in de overheid en hun oordeel over politie, OM en gerechtshoven blijkt significant toe te nemen wanneer burgers ervaren dat zij door de overheid op een rechtvaardige manier behandeld worden. De ervaring van de procedurele rechtvaardigheid doen er meer toe dan de uitkomst van de procedure.  

 

Bron: wodc.nl.

Laatste nieuws