De Nederlandse Staat heeft niet onrechtmatig gehandeld tegen Uber en taxichauffeurs die de Uber-app gebruiken door de CAO Zorgvervoer en Taxi 2022 algemeen verbindend te verklaren. Dat heeft het gerechtshof Den Haag op 13 december 2002 bepaald.

In september 2021 heeft de rechtbank Amsterdam bepaald dat chauffeurs die zich met Uber hebben verbonden moeten worden beschouwd als werknemer van Uber. De rechtbank heeft Uber veroordeeld om voor de periodes dat de toenmalige CAO algemeen verbindend verklaard is, deze CAO na te leven. Uber is in hoger beroep gegaan. In de tussentijd is een nieuwe CAO tot stand gekomen. Deze nieuwe CAO, de CAO Zorgvervoer en Taxi 2022, heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid algemeen verbindend verklaard. Volgens Uber is echter niet voldaan aan de wettelijke representativiteitseis, omdat ten onrechte geen rekening is gehouden met het vonnis van de rechtbank Amsterdam.

Oordeel gerechtshof

Vast staat dat van een onherroepelijk oordeel op dit moment geen sprake is. Gelet daarop is niet aannemelijk dat Uber op korte termijn een reƫel risico loopt op (onomkeerbare) schade. Van afdwingbare vorderingen is nog geen sprake en het is zelfs niet zeker of die afdwingbaarheid er in de toekomst wel komt. De werkingssfeer van de cao is in deze specifieke situatie onderwerp van een lopende procedure en is er geen onherroepelijke uitspraak van de civiele rechter voorhanden. Zoals de Staat terecht heeft aangevoerd voorziet noch de Wet AVV, noch het Besluit aanmelden, noch het Toetsingskader AVV in een regeling daarvoor en verschaft ook de werkingssfeerbepaling van de CAO daarover geen duidelijkheid. Bij deze stand van zaken is duidelijk dat de Minister wel afwegingsruimte heeft. De wijze waarop de Minister van die ruimte gebruik heeft gemaakt is naar het oordeel van het hof niet onmiskenbaar onrechtmatig. De Minister heeft in aanmerking genomen dat er geen onherroepelijke uitspraak ligt, dat Uber zelf betwist dat zij en de chauffeurs die de Uber-app gebruiken onder de werkingssfeer van de CAO vallen en daarvan blijk heeft gegeven door in hoger beroep te gaan en dat Uber zelf ook geen uitvoering geeft aan het vonnis. Alles afwegende heeft de Minister beslist dat de CAO-partijen de Uber-chauffeurs daarom niet in de representativiteitsopgaven hoefden te betrekken. De Minister mocht dit in redelijkheid beslissen en de beslissing is ook naar behoren gemotiveerd.

ECLI:NL:GHDHA:2022:2457

Bron: www.rechtspraak.nl

Laatste nieuws