Advocaat-generaal (A-G) Drijber heeft op 21 maart 2025 geadviseerd in een prejudiciële procedure over de rechtsgeldigheid van een studiekostenbeding tussen advocatenkantoor en advocaat-stagiaire. Volgens de A-G is een contractueel studiekostenbeding op grond waarvan de kosten kunnen worden verhaald op de advocaat-stagiaire of verrekend met zijn loon, niet geldig. Alleen in uitzonderlijke gevallen kan dat anders zijn.
Het gerechtshof Den Haag heeft aan de Hoge Raad prejudiciële vragen gesteld (ECLI:NL:GHDHA:2024:1877) over de geldigheid van een tussen een werkgever en een werknemer overeengekomen studiekostenbeding. Aanleiding voor het stellen van de prejudiciële vragen was een geschil tussen een advocatenkantoor en een advocaat-stagiaire over de rechtsgeldigheid van een beding op grond waarvan de advocaat-stagiaire de kosten van de Beroepsopleiding Advocatuur moest terugbetalen. De advocaat-stagiaire was tijdens de stage op staande voet ontslagen.
Advies A-G
Volgens de A-G kan de Beroepsopleiding Advocatuur worden aangemerkt als scholing die noodzakelijk is voor de uitoefening van de functie van een advocaat-stagiaire omdat het gaat om een wettelijk verplichte opleiding. De werkgever moet daarom de advocaat-stagiaire in staat stellen om deze opleiding te volgen. Verder vindt de A-G dat de werkgever de Beroepsopleiding Advocatuur aan de advocaat-stagiaire kosteloos moet aanbieden omdat die opleiding noodzakelijk is. Een contractueel beding op grond waarvan de kosten van de Beroepsopleiding Advocatuur kunnen worden verhaald op de advocaat-stagiaire of verrekend met zijn loon is niet-geldig zodat de advocaat-stagiaire daar niet aan kan worden gehouden. Dit laat volgens de A-G onverlet dat de werkgever in uitzonderlijke gevallen op grond van goed werknemerschap betaalde kosten kan verhalen op de werknemer, bijvoorbeeld als deze geen enkele inzet toont bij het volgen van die opleiding.
Bron: www.hogeraad.nl