De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 10 juli 2024 aanvullende prejudiciële vragen over verlenging beslistermijn voor asielverzoeken. De Afdeling wil van het HvJ EU weten of en hoe vaak de Minister van Asiel en Migratie aansluitend gebruik mag maken van de bevoegdheid om de beslistermijn voor asielverzoeken te verlengen.
De Afdeling heeft op 8 november 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:4125) prejudiciële vragen gesteld over de uitleg van art. 31, derde lid, derde volzin en onder b, van de Procedurerichtlijn. Dit was naar aanleiding van het door de Staatssecretaris van JenV genomen Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire van 21 september 2022. De staatssecretaris heeft met dit besluit de wettelijke beslistermijn van zes maanden voor alle aanvragen om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, oftewel verzoeken om internationale bescherming, verlengd met negen maanden. De staatssecretaris heeft vervolgens opnieuw de beslistermijn voor asielverzoeken verlengd met negen maanden. Deze keer voor asielverzoeken die vanaf 1 januari 2023 tot uiterlijk 1 januari 2024 zijn ingediend. Dat hij opnieuw en aansluitend gebruikmaakt van de bevoegdheid om de beslistermijn te verlengen, roept bij de Afdeling nieuwe vragen op. Het is niet duidelijk hoe dit nieuwe besluit om de beslistermijn te verlengen zich verhoudt tot het direct voorgaande besluit tot verlenging. Het is onduidelijk of ieder besluit om de beslistermijn te verlengen alleen moet worden beoordeeld naar de feiten en omstandigheden op het moment van de verlenging of dat daarbij ook relevant is dat dit besluit volgt op een direct daaraan voorafgegane verlenging. De Afdeling verzoekt het Hof van Justitie van de Europese Unie uitspraak te doen op de volgende vragen:
- Leent art. 31, derde lid, derde volzin en onder b, van de Procedurerichtlijn zich voor achtereenvolgende toepassing door de beslissingsautoriteit?
- Indien vraag 1 bevestigend wordt beantwoord:
- Onder welke voorwaarden mag de beslissingsautoriteit achtereenvolgende toepassing geven aan art. 31, derde lid, derde volzin en onder b, van de Procedurerichtlijn en is de totale duur van de periode waarvoor de beslissingsautoriteit deze bepaling achtereenvolgend kan toepassen daarbij begrensd?
- In hoeverre mag of moet de rechter bij de beantwoording van de vraag of de beslissingsautoriteit de beslistermijn heeft mogen verlengen volgend op, en aansluitend aan, een eerder verlengingsbesluit, rekening houden met de toename van het aantal asielverzoeken, mede ten opzichte van de periode voorafgaand aan het eerdere verlengingsbesluit, en eventuele inspanningen van de beslissingsautoriteit om de achterblijvende besliscapaciteit te vergroten om - in het licht van art. 4, eerste lid, van de Procedurerichtlijn - een behoorlijke en volledige behandeling van asielverzoeken te kunnen waarborgen?
Bron: www.raadvanstate.nl