De afwikkeling van massaschade door de rechter lijkt onbegonnen werk
Een onderzoek aan de hand van de precedentwerking van vijftig uitspraken van de Hoge Raad over effectenlease
In dit artikel wordt de precedentwerking onderzocht van de vijftig uitspraken van de Hoge Raad die hij sedert 2007 heeft gewezen over effectenleasegeschillen. Het perspectief is de bijdrage die hij hiermee heeft geleverd aan de tijdige afdoening van de ongeveer 24.000 individuele claims die na de collectieve Duisenberg-regeling nog resteerden. Hoewel de Hoge Raad zich in het algemeen heel welwillend en coöperatief heeft opgesteld om richtinggevende uitspraken te wijzen, is het de feitenrechtspraak en betrokkenen niet gelukt de claims binnen een redelijke termijn af te wikkelen. Het zal nog zeker tien tot vijftien jaar duren voordat het zo ver is. Met inachtneming van de beperkingen van mijn onderzoek, geeft dit toch te denken over de slagkracht van de rechterlijke macht in andere gevallen van massaschade, zoals bij aardbevingsschade. Er wordt bijna een loopgravenoorlog gevoerd over de vraag of, als minnelijk overleg niet lukt, de beoordeling van aardbevingsschade het beste door de civiele rechter of door de bestuursrechter kan geschieden. Op basis van de bevindingen in dit artikel zou het antwoord misschien moeten zijn: allebei niet. Ga op zoek naar alternatieven en zoek die vooral in collectieve arrangementen.
Onderzoek van gegevens(dragers)
Na het verschijnen van de Smartphone-arresten in 2017 heeft de jurisprudentie over het onderzoek aan inbeslaggenomen digitale gegevensdragers waaronder smartphones zich – zoals viel te voorzien – verder ontwikkeld. Inmiddels is ruim drie jaar verstreken en is er – aangezien het onderzoek van gegevens in relatief veel opsporingsonderzoeken aan de orde is – een grote hoeveelheid rechtspraak verschenen die ertoe uitnodigt om te bezien wat inmiddels de stand van zaken is. Vormen de door de Hoge Raad geformuleerde uitgangspunten bruikbare handvatten voor de praktijk? Hebben zich nieuwe ontwikkelingen voorgedaan die aanvulling van die uitgangspunten nodig maken? En bovenal, hebben de Smartphone-arresten geleid tot een betere bescherming van het in artikel 8 EVRM vastgelegde recht op privacy?
Herstel van gebreken in herstelsancties en invorderingsbesluiten
Anders dan in andere situaties waarin het gaat om omissies, fouten of andere onduidelijkheden in adviezen en rapporten die ten grondslag liggen aan besluiten, lijkt de bestuursrechter niet vaak de gelegenheid te geven om gebreken in besluiten tot het opleggen van herstelsancties of invorderingsbesluiten als gevolg van een gebrek in een rapport van een toezichthouder te laten herstellen middels een bestuurlijke lus. Indachtig de idee dat de bestuurlijke lus ook bijdraagt aan een vlotte behandeling van het geschil waar ook de burger baat bij heeft, valt op dat daarvan weinig gebruik wordt gemaakt bij besluiten tot het opleggen van herstelsancties en het invorderen van verbeurde dwangsommen, zeker die waarbij na een vernietigde beslissing op bezwaar een nieuw besluit en een nieuwe gang naar de bestuursrechter zullen volgen. In dit artikel wordt ingegaan op het benutten van de bestuurlijke lus voor het herstel van gebreken in herstelsancties en invorderingsbesluiten, die zijn ontstaan als gevolg van een gebrek in het onderliggende rapport van de toezichthouder.
Bange bestuurders-beginsel
De Business Judgement Rule
In NJB afl. 34 publiceerde Tim Bleeker een artikel met als titel ‘De angst voor bange bestuurders ontrafeld’. Ik heb het met veel belangstelling gelezen, het is goed gedocumenteerd met verwijzingen naar veel literatuur. Maar het geschetste beeld is onvolledig en de schrijver redeneert naar een van tevoren ingenomen standpunt toe.
De (nog te ontrafelen) Business Judgment Rule
Ik wil professor Brack bedanken voor zijn reactie. Het is een goede zaak dat de discussie over de ernstig verwijt-doctrine nieuw leven wordt ingeblazen. Ik vrees echter dat Brack mijn artikel verkeerd heeft begrepen. Hij schrijft dat het door mij geschetste beeld onvolledig is. Dat klopt: zoals de titel doet vermoeden richt mijn artikel zich uitsluitend op het bange bestuurders-argument, meer specifiek op de vraag of dit argument kan rechtvaardigen dat de ernstig verwijtmaatstaf wordt toegepast wanneer een bestuurder wordt aangesproken op grond van onrechtmatige daad.
Eerder verschenen
NJB 40 (2020)
18 november 2020
NJB 39 (2020)
11 november 2020
NJB 38 (2020)
4 november 2020
NJB 37 (2020)
28 oktober 2020
NJB 36 (2020)
21 oktober 2020