Enige gedachten over het toepasselijk advocatenverschoningsrecht
Tijdens transnationale civiele procedures moet de rechter bepalen welk recht van toepassing is op het geschil. Conflictregels helpen de rechter daarbij. Minder bekend lijkt echter te zijn dat de rechter onder omstandigheden ook gehouden kan zijn om buitenlands bewijsrecht toe te passen. Aangenomen wordt dat dit niet geldt ten aanzien van het formele bewijsrecht. De huidige gedachte lijkt te zijn dat het verschoningsrecht daartoe behoort. In deze bijdrage bepleit de auteur om voor wat betreft het advocatenverschoningsrecht een andersluidende conflictregel te hanteren, die aansluit bij het recht van het land waarin de advocaat gewoonlijk werkt. Daarmee zou worden afgeweken van de wijze waarop de strafrechter moet bepalen of aan een buitenlandse (in-house) advocaat een verschoningsrecht toekomt.
De Hoge Raad als higher tribunal in de zin van artikel 14 lid 5 IVBPR
Een recente zienswijze van het VN Mensenrechtencomité illustreert dat de strafrechtelijke cassatieprocedure in Nederland op gespannen voet kan komen te staan met artikel 14 lid 5 IVBPR. In dit artikel is bepaald dat eenieder die wegens een strafbaar feit is veroordeeld het recht heeft op een ‘review by a higher tribunal according to law’ van de ‘conviction and sentence’. Deze spanning doet zich voor als de verdachte na een vrijspraak in eerste aanleg in hoger beroep alsnog wordt veroordeeld en de Hoge Raad in feite als eerste ‘higher tribunal’ optreedt. Voldoet dat optreden aan de verdragsrechtelijke eisen, in het bijzonder wanneer de klachten met een standaardmotivering worden afgewezen?
Hervorming Veiligheidsraad
De besluitvorming in de Veiligheidsraad heeft ‘last’ van zijn ontstaansgeschiedenis. Met de oprichting van de Verenigde Naties op 24 oktober 1945 en met de vaststelling van de besluitvormingsregels in het VN-Handvest werd de machtspolitieke situatie van direct na de Tweede Wereldoorlog bevroren. En die regels maken met name de Veiligheidsraad ondemocratisch en in feite machteloos om zijn kerntaak te vervullen: de veiligheid van de mensheid te borgen door het internationale recht toe te passen. Initiatieven juist nu zijn noodzakelijk op het punt van vernieuwde besluitvormingsregels in de organen van de VN.
Institutioneel racisme en ideologie: een weerwoord op Michiel Bot
In het Nederlands Juristenblad van 22 juli 2022 behandelt de heer Michiel Bot de term ‘institutioneel racisme’. Die kwalificatie gaf staatssecretaris Marnix van Rij aan de Belastingdienst in zijn brief aan de Tweede Kamer van 30 mei jongstleden. De heer Bot levert terloops ook felle kritiek aan mijn adres, vandaar dit weerwoord.
Naschrift
Mijn artikel was een kritiek op het wegdefiniëren van racisme, door het begrip racisme uitsluitend te laten verwijzen naar expliciete biologische rassentheorieën. Op grond van deze beperkte definitie gelden zelfs Geert Wilders’ beruchte ‘minder Marokkanen’- toespraak en de figuur van Zwarte Piet niet als racistisch, terwijl ze wel onder de definitie van racial discrimination in het IVUR vallen.
Eerder verschenen
NJB 34 (2022)
2 november 2022
NJB 33 (2022)
27 oktober 2022
NJB 32 (2022)
20 oktober 2022
NJB 31 (2022)
5 oktober 2022
NJB 30 (2022)
28 september 2022