De angst voor bange bestuurders ontrafeld
Het zogenoemde bange bestuurders-argument vormt de hoeksteen voor een afwijkend, restrictief aansprakelijkheidsregime voor bestuurders. Dit argument komt erop neer, dat (te) veel aansprakelijkheid ertoe leidt dat bonafide bestuurders zich in onwenselijke mate risicomijdend zullen gedragen, en daarom zou voor bestuurders een hogere aansprakelijkheidsdrempel nodig zijn. In deze bijdrage wordt het bange bestuurders-argument ontrafeld, om te bezien of dit wel kan rechtvaardigen dat bestuurders jegens derden aanvullend worden beschermd tegen aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad. Daarbij worden de aannames die ten grondslag liggen aan het bange bestuurders-argument tegen het licht gehouden.
Aandachtspunten bij het gebruik van de videoconferentie in civiele procedures
De videoconferentie wordt al geruime tijd besproken in de civielrechtelijke literatuur. Desondanks blijft het gebruik van dit middel door de Nederlandse burgerlijke rechter beperkt, zeker wanneer men dit beziet vanuit een rechtsvergelijkend perspectief. In dit artikel bespreekt de auteur daarom hoe de videoconferentie zich verhoudt tot de andere methoden op basis waarvan de civiele rechter een persoon op afstand kan horen. Ook gaat hij in op verschillende redenen die de terughoudendheid onder Nederlandse civiele rechters kunnen verklaren. Tot slot presenteert de auteur een aantal punten waarmee rechters rekening dienen te houden, indien zij een videoconferentie willen gelasten.
Einde van het papieren plafond?
Met de Tijdelijke Noodwet Covid-19 erkent de Nederlandse wetgever dat meer zaken digitaal zullen moeten worden afgehandeld. Het civiele rechtsverkeer komt er echter bekaaid van af. Nog steeds trekt de wet papier voor en stelt zij digitaal zakendoen achter. Desondanks verdringt het digitaal zakelijk verkeer het fysieke verkeer. Zaken doet men in deze tijden massaal online. Contracten worden op afstand gesloten, besprekingen worden via (video)telefoon gehouden, documenten worden gemaild. Tot enorme problemen lijkt dit in de praktijk niet te leiden, maar juridisch zijn er wel degelijk onzekerheden, met name ten aanzien van rechtsgevolgen. Geeft corona de wetgever dan eindelijk het zetje om het papieren plafond te doorbreken? De Tijdelijke Noodwet COVID-19 geeft gemengde signalen.
Reactie op De Tweede Kamer en de minister moeten de lokale democratie respecteren
Artikel van Tom Cammelbeeck (NJB 2020/1810, afl. 28)
In mijn artikel ‘De corona-verordeningen zijn onverbindend’ (op www.ru.nl/cpo/verderdenken) heb ik de Wet veiligheidsregio’s een staatsrechtelijk krot genoemd. Daartoe heb ik argumenten gegeven. Het artikel van Tom Cammelbeeck geeft mij aanleiding na te gaan of zijn standpunt juist is dat de Tweede Kamer en de minister de lokale democratie moeten respecteren in het huidige kader van de Wet veiligheidsregio’s.
Naschrift
In mijn artikel heb ik mijn visie gegeven op het wettelijk stelsel van het eenhoofdig bovenlokaal gezag, met als aanleiding de antiracismedemonstratie in Amsterdam. Dat die demonstratie in coronatijd plaatsvond was voor mijn beschouwing alleen relevant omdat toen onduidelijkheden aan het licht kwamen. De reactie van de heer Hennekens heeft een ander vertrekpunt.
Eerder verschenen
NJB 33 (2020)
1 oktober 2020
NJB 32 (2020)
23 september 2020
NJB 31 (2020)
17 september 2020
NJB 30 (2020)
9 september 2020
NJB 29 (2020)
2 september 2020