Voor de rechtbank staat een been
Over de aard en de taak van de rechtswetenschap
Dit essay beoogt een lans te breken voor een pluriforme rechtswetenschap. Een onderzoeker die zich uitsluitend bezig wil houden met het op orde houden van het rechtssysteem moet dat zeker doen, maar een collega die op een verantwoorde manier empirisch onderzoek wil verrichten of voorstellen voor verandering wil doen, moet zich daartoe eveneens vrij voelen. Juristen hoeven in maatschappelijke discussies hun licht niet onder de korenmaat te steken en te veel (praktisch) belangrijke vragen vallen van tafel als onderzoekers zich in onderlinge discussies slechts zouden beperken tot het op orde houden van het rechtssysteem.
De bevoegdheden van de koning en de scheiding der machten
Welke bevoegdheden heeft de Koning eigenlijk allemaal wel niet en botst zijn macht met de trias politica? Past het beeld dat de Koning in de praktijk een ceremoniële rol heeft bij de feitelijke praktijk(geschiedenis) en de theoretische constitutionele orde van ons prachtland? Is de trias politica een dwingende rechtsnorm? Kan in procedures – waarbij de Koning partij is – wel sprake zijn van een eerlijk proces? Dat wordt eindelijk allemaal in dit doldwaze essay, doch met serieuze ondertoon, onderzocht. Ten slotte wordt besproken of – gelet op de nieuwerwetse rechtsontwikkeling van de public interest litigation – de republikeinen daadwerkelijk kans maken om in een procedure te bereiken dat de Staat zorgt dat de bevoegdheden van de Koning worden teruggebracht om in overeenstemming te blijven met de trias; zodat (ook) de Koning toegang krijgt tot een (van hem) onafhankelijke rechter.
Zuinig zijn op het medische tuchtrecht als kwaliteitsinstrument
Uitspraken van tuchtcolleges werden nogal eens bekritiseerd doordat het teveel een oordeel vanuit ‘de ivoren toren’ van de academische wereld zou betreffen. In het BIG-tuchtrecht is de balans echter naar de andere kant doorgeslagen. Dit volgt enerzijds uit de grote aandacht die in de tuchtrechtspraak wordt besteed aan zaken die niet medisch-inhoudelijk van aard zijn en anderzijds uit de grote aandacht die wordt besteed aan het zoveel mogelijk opvolgen van richtlijnen. In dit artikel wordt bepleit om door aanpassingen van de interpretatie van het BIG-tuchtrecht het medisch-inhoudelijke daarin weer op de eerste plaats te laten komen, dat wil zeggen om het medische tuchtrecht terug te geven aan de hulpverleners als essentieel instrument om de kwaliteit van hun handelen te verbeteren.
Eerder verschenen
NJB 29 (2020)
2 september 2020
NJB 28 (2020)
15 juli 2020
NJB 27 (2020)
8 juli 2020
NJB 26 (2020)
1 juli 2020
NJB 25 (2020)
24 juni 2020