Civielrechtelijke sancties op de schending van informatieplichten
Handvatten voor de ambtshalve toetsingspraktijk aan de Richtlijn consumentenrechten
De rechter is gelet op artikel 24 Richtlijn consumentenrechten gehouden in individuele gevallen ambtshalve te toetsen of aan de informatieverplichtingen uit afdeling 6.5.2b BW is voldaan, ook wanneer de richtlijn geen expliciete sanctie aanreikt. Ten aanzien van de meeste informatieverplichtingen is dan ook onduidelijk wat de gevolgen zijn als geconstateerd wordt dat de handelaar deze niet correct is nagekomen. De sanctie op de schending van informatieplichten uit de Richtlijn consumentenrechten dient ‘doeltreffend, evenredig en afschrikkend’ te zijn en de civiele rechter kan kiezen tussen een scala aan procesrechtelijke en materieelrechtelijke sancties. Deze worden in dit artikel in kaart gebracht en de meest voor de hand liggende optie(s) worden besproken. Voorkomen moet worden dat de bescherming van de ene partij (de consument) ontaardt in een onevenredige last voor de andere partij (de handelaar).
Toegang tot dodelijke middelen
Is aanvullende wetgeving nodig om de zelfgekozen dood mogelijk te maken?
In dit artikel wordt nagegaan welke argumenten er voor pleiten om tegemoet te komen aan de roep om toegang tot dodelijke middelen, ook als niet voldaan is aan zorgvuldigheidseisen die de euthanasiewet stelt. Een recht op toegang tot dodelijke middelen kan worden afgeleid uit het recht op een privé- en gezinsleven. Maar het is niet eenvoudig om een effectief reguleringssysteem te bedenken dat in voldoende mate waarborgt dat die toegang alleen wordt verleend aan mensen die daar uit vrije wil, weloverwogen en duurzaam om vragen. Het doel van dit artikel is vooral om deze problematiek in kaart te brengen. Daarbij wordt ook een mogelijke wettelijke regeling geschetst, met name echter om nog scherper te krijgen waar de echte problemen liggen. Ook wordt nagegaan of er alternatieve mogelijkheden te vinden zijn om de bestaande dilemma’s op te lossen.
Woningverhuur aan toeristen
Nu en in de toekomst in de vier grote steden
Het huidige en toekomstige Amsterdamse vergunningenstelsel voor vakantieverhuur voldoen niet aan de voorwaarden die de Huisvestingswet en het Europese recht stellen. Daarnaast mist het 3-Wijken-verhuurverbod een juridische grondslag, is het onbevoegd genomen, op onrechtmatige wijze tot stand gekomen en onvoldoende onderbouwd. Het is onjuist en onwenselijk dat toeristische verhuur in Amsterdam vanaf 1 januari 2021 door niet-bewoners nagenoeg ongemoeid wordt gelaten. De toekomstige Wet toeristische verhuur creëert de mogelijkheid voor gemeenten om voor toeristische verhuur in de huisvestingsverordening een registratieplicht, een quotum (eventueel met meldplicht) en een vergunningplicht op te nemen. Om vakantieverhuur in een gemeente te reguleren volstaat een quotumstelsel, eventueel met meldplicht. Het verdient aanbeveling om in de wet op te nemen dat de inzet van een instrument beperkt is tot situaties van ernstige overlast en van kortstondige verhuur.
Eerder verschenen
NJB 28 (2020)
15 juli 2020
NJB 27 (2020)
8 juli 2020
NJB 26 (2020)
1 juli 2020
NJB 25 (2020)
24 juni 2020
NJB 24 (2020)
17 juni 2020