Roeien tegen de stroom in?
Over de verhouding tussen privaatrecht en bestuursrecht
De onderlinge vervlechting van privaatrecht en bestuursrecht neemt, mede onder invloed van EU-recht en het EVRM en als gevolg van privatisering van regelgeving, toe. De scheidslijn laat zich steeds moeilijker trekken. Aanscherping van grenzen wordt mogelijk een ‘roeien tegen de stroom in’. Is ook voor ons niet de tijd gekomen om ‘de kloof tussen beide rechtstakken’ te dempen? Een oproep tot debat.
De onderlinge vervlechting van privaatrecht en bestuursrecht neemt, mede onder invloed van EU-recht en het EVRM en als gevolg van privatisering van regelgeving, toe. De scheidslijn laat zich steeds moeilijker trekken. Aanscherping van grenzen wordt mogelijk een ‘roeien tegen de stroom in’. Is ook voor ons niet de tijd gekomen om ‘de kloof tussen beide rechtstakken’ te dempen? Een oproep tot debat.
Een juridische standaard voor ontoerekeningsvatbaarheid?
In veel rechtssystemen wordt een juridische standaard gehanteerd voor ontoerekeningsvatbaarheid. Een dergelijke standaard die in Nederland ontbreekt specificeert in welke gevallen een psychische stoornis tot ontoerekeningsvatbaarheid leidt. Hij functioneert als intermediair tussen gedragsdeskundige feiten enerzijds en de juridische norm anderzijds. In deze bijdrage wordt de introductie van een dergelijke juridische standaard in het Nederlandse strafrecht bepleit. De argumenten voor het introduceren van zo’n standaard houden onder meer verband met de grenzen van de gedragsdeskundige expertise, met transparantie en rechtsgelijkheid.
Een renaissance van vormverzuimen in het strafrecht?
De uitdaging van HR 19 februari 2013, LJN BY5321
De Hoge Raad geeft in een arrest van 19 februari 2013 handen en voeten aan argumenten die de rechter bij de toepassing van bewijsuitsluiting in de praktijk ongetwijfeld al in zijn belangenafweging zal meewegen. Echter, nu de rechter zijn beslissing, anders dan voorheen, extra en expliciet zal moeten motiveren, rijst de vraag of de Hoge Raad vanwege het gekozen format van zijn arrest het beslissingenschema van de strafrechter niet onnodig bemoeilijkt.
De Hoge Raad geeft in een arrest van 19 februari 2013 handen en voeten aan argumenten die de rechter bij de toepassing van bewijsuitsluiting in de praktijk ongetwijfeld al in zijn belangenafweging zal meewegen. Echter, nu de rechter zijn beslissing, anders dan voorheen, extra en expliciet zal moeten motiveren, rijst de vraag of de Hoge Raad vanwege het gekozen format van zijn arrest het beslissingenschema van de strafrechter niet onnodig bemoeilijkt.
Eerder verschenen
NJB 20 (2013)
17 mei 2013
NJB 19 (2013)
10 mei 2013
NJB 18 (2013)
3 mei 2013
NJB 17 (2013)
26 april 2013
NJB 16 (2013)
19 april 2013