De januskop van de civiele rechter en de verhouding tot de rechter-bemiddelaar
Een wettelijke grondslag is vereist
De rechter heeft altijd de opdracht gehad om, waar mogelijk, te bevorderen dat een procedure door een minnelijke regeling wordt beëindigd. Anders dan in het Duitse en het Belgische recht heeft de Nederlandse wetgever de rechter echter geen enkele structuur of houvast gegeven voor een behoorlijke vervulling van diens schikkingstaak. Het gevolg daarvan is een wildgroei aan ideeën over de beste werkwijze. Daarbij liggen rechtsstatelijke bezwaren op de loer en rijzen ook andere fundamentele problemen. Zo botst het wezen van mediation, vertrouwelijkheid, met de vereiste grondregel van openbaarheid van rechtspraak. Op tal van vlakken levert de dubbelrol van de bemiddelende rechter zoals die wordt bevorderd, innerlijke tegenstrijdig heden en verwarring op. Rechtspraak moet niet verworden tot een vorm van mediation. Dat leidt tot een onjuist beeld van de rechter.
Bundeling van civiele vorderingen: representativiteit en de verhouding tussen de staatsmachten
De rechter als soms noodzakelijke tegenmacht?
Artikel 3:305a BW kent sinds 1994 de mogelijkheid dat een stichting of een vereniging een rechtsvordering instelt tot bescherming van ‘gelijksoortige belangen van andere personen’, voor zover de stichting of vereniging deze belangen in haar statuten behartigt. Gaat het daarbij om acties ‘in het algemeen belang’ of om acties voor algemene (dat wil zeggen niet speciaal aan één of meer individuen gebonden) belangen? Het dienen van het algemeen belang is bij uitstek de taak en de opdracht van overheden, die soms ook private belangen tot hun recht moeten laten komen. Recente discussies in de Tweede Kamer betreffen de representativiteitseis van artikel 3: 305a BW, maar daarachter schuilen vragen over de positie van derden en over de verhouding tussen de rechter en politieke organen. Het is verantwoord én gewenst dat de rechter terug houdend gebruikmaakt van zijn ‘rechterlijke macht’ in zaken die (ook) tot het politieke domein behoren. Soms moet het, soms mag het maar hoeft het niet, en soms is het ronduit ongewenst.
Beschuldigd van dementie
De Rechterlijke Machtigingsprocedure in de praktijk
De rechterlijke machtigingsprocedure-procedure heeft geen goede uitwerking op mensen met dementie. Door hun ziekte begrijpen ze de procedure niet, ervaren ze deze als zeer stressvol en leidt de procedure niet tot acceptatie van het besluit tot opname. De hoorzitting is zeer stressvol en belastend voor deze mensen. Kan dat niet anders?
Eerder verschenen
NJB 12 (2024)
28 maart 2024
NJB 11 (2024)
20 maart 2024
NJB 10 (2024)
13 maart 2024
NJB 9 (2024)
7 maart 2024
NJB 8 (2024)
28 februari 2024