Zonnestralingsbeheer: pak als Nederland voortrekkersrol

In januari riepen ruim zestig klimaatwetenschappers op om internationale afspraken te maken over experimenten met zogenoemde SRM – Solar Radiation Management. In het Nederlands heet dit zonnestralingsbeheer of zonne-geo-engineeringtechnologieën. Het gaat om methoden waarmee zonnestraling weerkaatst of gefilterd wordt om aldus temperatuurstijging in de atmosfeer van de aarde te onderdrukken. Hoe minder zonlicht, hoe minder warm de aarde wordt, zo is de gedachte. Theoretisch kan dat op verschillende manieren.

Een daarvan is het injecteren van reflecterende deeltjes in de stratosfeer. Deze techniek beoogt de hoeveelheid zonnestraling die de dampkring binnenkomt te verminderen. Een andere techniek om zonnestraling tegen te houden beoogt wolken meer reflecterend te maken door zgn. cloud brightening. Een nog andere optie is het plaatsen van spiegels in een baan om de aarde (enkele grotere of een massa kleinere) om het zonlicht terug te kaatsen. Heel praktisch betekent het dat bepaalde delen van de aarde (langer) van schaduw worden voorzien. Nu zullen de inwoners van India, Zuid-Europa en de VS, waar de temperaturen onlangs tot recordhoogten stegen, wat extra schaduw waarschijnlijk in dankbaarheid ontvangen. Zonaanbidders, boeren en investeerders in zonneparken in Nederland zullen daar anders over denken. De belangrijke vraag bij zonne-geo-engineering is: wie precies heeft het voor het zeggen als het gaat over het al dan niet benutten – maar bovenal ‘beheersen’ – van zon en schaduw op onze planeet? 

SRM is al lang geen science fiction meer. Er wordt fors geïnvesteerd in onderzoek, en wereldwijd lopen inmiddels vijf concrete veldexperimenten. Niet verwonderlijk dus dat steeds meer partijen zich afvragen of de ontwikkeling wel op z’n beloop mag worden gelaten. De bovengenoemde oproep vormt daar een voorbeeld van. Ook het IPCC gaf afgelopen februari een waarschuwing af (in de bijdrage van werkgroep II aan het 6e beoordelingsrapport) en bepleitte een moratorium op onderzoek en gebruik van de methoden. Het IPCC beziet zonnestralingsbeheer als een techniek met grote onzekerheden en risico’s. Zo zijn er zorgen over potentieel verwoestende neveneffecten. Ook is de vrede en veiligheid op aarde in het geding. Persoonlijk lijkt mij een algeheel moratorium niet wenselijk. Het zal in de praktijk betekenen dat de kennisontwikkeling wordt overgelaten aan de enkele staten die zich niet bij het moratorium aansluiten. Veelal zijn dat staten die de standaard juist niet moeten gaan zetten. Bovendien: of de techniek inderdaad iets oplevert en bruikbaar en beheersbaar is, valt alleen vast te stellen als er onderzoek naar wordt gedaan. De voorzichtige en doordachte facilitering van onderzoek zou de strategie moeten zijn.

Belangrijk is dan om snel te komen tot goede internationale afspraken gericht op zowel het voorzichtig faciliteren van onderzoek als het voorkomen van de normalisering van deze technologieën. Wat zouden dergelijke afspraken concreet kunnen inhouden?

Een recent artikel van de Utrechtse hoogleraar Biermann en enkele collega’s biedt inspiratie.1 De auteurs bepleiten vijf verboden, neer te leggen in een internationaal verdrag. De ratificerende landen zouden moeten toezeggen om financiering, experimenten in de buitenlucht, het verlenen van octrooien en het toepassen van technologieën voor zonnestralingsbeheer te verbieden, en bezwaar te maken in internationale gremia wanneer aldaar beleid wordt ontwikkeld dat zonnestralingsbeheer faciliteert (inclusief in het kader van eventuele beoordelingen door het IPCC).

Drie observaties wil ik hieraan toevoegen, kijkend naar Nederland. Ten eerste, de oproep aan individuele landen om tot internationale afspraken te komen is belangrijk en urgent. Klimaatbeleid moet steeds meer in den brede worden bezien, waarbij zowel mitigatie (het tegengaan van de opwarming van de aarde) als adaptatie (hoe om te gaan met de gevolgen van opwarming van de aarde en klimaatverandering) belangrijk zijn. We ontkomen er niet aan om na te denken of zonnestralingsbeheer hierbij wenselijk en nodig is, niet alleen vanuit nationaal maar ook internationaal perspectief. Ten tweede moeten we in het nadenken hierover niet te lang wachten. Gegeven de EU-inzet op klimaatbeleid zou ons land de discussie hierover binnen Europa actief moeten stimuleren. Dit ook gemotiveerd vanuit Den Haag als stad van vrede en veiligheid, omdat zonnestralingsbeheer tot geopolitieke vraagstukken en internationale rechtvaardigheidsvragen kan leiden. Zonnestralingsbeheer kan en mag nooit een unilaterale beslissing zijn: het heeft ook effect op andere landen. Nu onderzoek laat zien dat de keuze voor het specifieke wetgevende instrument bepalend lijkt te zijn voor de richting waarin deze technologie zich kan ontwikkelen, is de juiste timing voor een debat hierover cruciaal.2 Immers: als we weten wat we willen, kunnen we er met specifieke instrumenten ook naar handelen, en zo nodig handhaven en reguleren. Een uitgelezen kans om een dergelijke voortrekkersrol van ons land te agenderen is de internationale klimaatstrategie die het kabinet na de zomer zal presenteren. Ten slotte: het is niet alleen de overheid die in beweging moet komen. De ontwikkeling dient ook op het vizier te staan van instanties die invloed hebben op het al dan niet ontstaan van (een markt voor) technologieën voor zonnestralingsbeheer. Ik noem het Europees Octrooibureau, de Nederlandse Vereniging van Banken en DNB als toezichthouder op financiële instellingen. Kortom: niet afwachten en achteroverleunen maar actief het debat aangaan. We moeten voorkomen dat anderen beslissingen voor ons nemen en we wederom – zoals bij tal van andere technologische innovaties (denk aan Big Tech) – vooral het nakijken hebben.

Dit Vooraf wordt gepubliceerd in NJB 2022/1436, afl. 22

Noten

1 Zie voor een bespreking van deze experimenten: F. Biermann e.a., “Solar geoengineering: The case fora an international non-use agreement”, 17 januari 2022, https://doi.org/10.1002/wcc.754

2 A.Th. Gullberg, J. Hovi, “Regulating Solar Radiation Management”, European Journal of Risk Regulation, maart 2016, pp. 75-86.

 

Afbeelding: Pixabay

Over de auteur(s)
Author picture
Corien Prins
Hoogleraar Recht en Informatisering