Young professionals: ‘Kavelruil is een uit de hand gelopen hobby’

Bij Jeroen Rheinfeld kun je nauwelijks meer spreken over een ‘young professional’ of ‘aanstormend talent’. Deze specialist in het agrarisch en het notarieel recht is weliswaar nog jong in leeftijd maar zijn staat van dienst evenaart de positie van iemand die met emeritaat gaat. Hij heeft een proefschrift succesvol verdedigd, prijzen gewonnen op zijn vakgebied en professor voor zijn naam staan. En dat allemaal door een, naar eigen zeggen, uit de hand gelopen hobby: kavelruil. De rode draad door het gesprek met Jeroen is de samensmelting van de fiscale en civiele wereld, de multidisciplinaire rechtstoepassing.

​Is er een persoonlijke reden waarom je dit vak hebt gekozen?

“Ik wist nog niet of ik advocaat, rechter of notaris wilde worden maar ik was wel zeker over een rechtenstudie. In het eerste jaar werd het me al snel duidelijk dat ik een onafhankelijke positie wilde innemen, tussen de partijen in wilde staan. De rechter staat doorgaans aan de achterkant, de advocaat verdedigt een procespartij terwijl de notaris voor alle partijen de best mogelijke oplossing bedenkt. Het notariaat trok me dus meteen in het begin van mijn studie! Daarna ging het snel. Als 22-jarig broekie liep ik voor mijn studie notarieel recht een stage bij een notariskantoor in Twente en werd mij verteld ‘doe jij maar eens een kavelruil’. Behalve mijn Twentse accent was en is er niets agrarisch aan me maar ik vond het wel wat, dat agrarisch recht. De enige discipline waarin je met een accent mag praten”, grapt Rheinfeld. “Ik vond het zo interessant, mensen die vrijwillig gronden en gebouwen met elkaar gingen ruilen en daar ook nog voor werden beloond met een vergoeding van de notaris- en kadasterkosten en, niet te vergeten, met een volledige vrijstelling van overdrachtsbelasting. Ik ging me al snel verdiepen in dit multidisciplinaire landinrichtingsinstrument, uitzoeken waar de fiscale en civiele werelden in de kavelruil samensmelten. Dat kenmerkt me ook wel een beetje als persoon. Ik ben breed georiënteerd. Bij het notariskantoor hield ik me daarom ook vanaf het begin bezig met de algemene en agrarische praktijk waarbij van alles voorbij kwam, van testamenten en echtscheidingen tot ondernemingsrecht en onroerende zakenrecht. Het agrarisch recht brengt het allemaal samen.”

“Maar wil ik dit mijn hele leven blijven doen?”, vroeg Rheinfeld zich af na zes jaar notariaat. Hij was inmiddels kandidaat-notaris, maar miste vaak het fysieke contact met de klant. Op dat moment kreeg hij contact met een accountants- en adviesorganisatie die hem de kans gaf om daadwerkelijk bij de boer aan tafel te schuiven. Rheinfeld maakte de overstap naar de (agrarische) accountancy, waarbij hij de juridische dienstverlening op het gebied van het agrarisch recht oppakte. “Je bent betrokken bij het traject voordat de agrariër naar de notaris stapt en dat heeft mij heel veel geleerd. Die mix van notarieel, advies, fiscaal en civiel heeft uiteindelijk de rest van mijn loopbaan mede bepaald.”

Wat zijn je persoonlijke drijfveren?

“Als ik het moet samenvatten, hard werken en hard genieten. Ik heb geen standaard werkdagen. Mijn werk is mijn hobby. Privé en werk lopen bij mij over en door elkaar heen. Maar als je me vraagt naar mijn ontspanning dan noem ik reizen, fitness en muziek. De muziek is me met de paplepel ingegoten. Ik speel de Waldhoorn, een koperblaasinstrument, in een amateurorkest in mijn woonplaats Nijmegen. Ik vul mijn privétijd ook met het voorzitterschap van de VvE in mijn appartementencomplex. Als jurist krijg je snel een dergelijke rol toegespeeld in dit soort clubs. En ik ben trots op mijn lidmaatschap van een bierbrouwersgilde, waarbij ik vooral de brouwsels van de andere leden proef” vertelt Rheinfeld met een glimlach. “Maar de grootste lol beleef ik wel aan de website Prof & Prof, samen met collega-hoogleraar en vriend Bernard Schols. Als hoogleraren maken we sinds de zomer van 2020 het programma ‘Recht is Rond’. Het is een bourgondisch-filosofische kijk op het recht waarbij we de vrolijke noot niet schuwen. Voor iedereen een aanrader, zeker in deze coronatijden!”

Welke invloed hadden je ouders?

“Mijn vader was docent elektrotechniek dus het onderwijs zat er al vroeg in.” Rheinfeld verwijst hierbij naar zijn drukke cursuspraktijk waarbij hij vaak op één enkele dag twee en heel soms drie cursussen geeft voor verschillende groepen en naar zijn colleges op de universiteiten. “Ik kom uit een hecht gezin. Mijn ouders hebben me vrijgelaten maar langs de zijlijn altijd gestimuleerd en gefaciliteerd. Ik ben wel de eerste in mijn familie die een universitaire opleiding heeft gedaan. Mijn moeder zat beroepsmatig in een totaal andere hoek. Ik vind haar een stoere vrouw, want zij was de eerste vrouwelijke politiemotoragente in Twente. Ze had het geluk om als vrouw de agentenopleiding te mogen volgen in een tijd dat die alleen voor mannen was bedoeld.”

Wie inspireert je in dit vak?

“Daar is maar één antwoord op mogelijk en dat is mijn promotor, scriptiebegeleider en vriend Bernard Schols. Hij loopt als een rode draad door mijn carrière. In het dankwoord van mijn proefschrift heb ik hem ‘een groot man in alle opzichten’ genoemd. Hij kan als geen ander met veel schwung over zijn vak praten [de erf-, schenk- en overdrachtsbelasting, red] en, zoals hijzelf zegt, verhaaltjes vertellen. Hij heeft mij letterlijk op het podium getild en ervoor gezorgd dat ik al op 23-jarige leeftijd voor een zaal van 300 notariële medewerkers een presentatie over agrarisch recht mocht houden. Zonder Bernard was ik waarschijnlijk in het notariaat blijven hangen en had ik de fascinerende onderwijs- en wetenschapswereld nooit ten volle ontdekt. Hij heeft mij persoonlijk een breder perspectief gegeven op het recht en is een prachtig voorbeeld van een hoogleraar die met zijn ongeëvenaarde vertelkunst studenten en vakgenoten weet te inspireren met een multidisciplinaire aanpak van het vak.”

Welke successen heb je behaald?

“Ik vind het moeilijk om over mezelf te praten in die zin maar ik denk als eerste aan mijn prijzenkastje. Ik heb op het congres van de European Council for Agricultural Law in 2014 de prix d’honneur ontvangen voor mijn proefschrift en in 2017 een prijs voor het beste artikel in het Land- en Tuinbouw Bulletin. Waar ik verder enorm naar uitkijk is mijn oratie die ik in mei volgend jaar mag uitspreken ter aanvaarding van mijn hoogleraarschap in Groningen. Een bekroning op mijn carrière omdat ik op deze mooie universiteit agrarisch recht onder mijn verantwoordelijkheid krijg.”

Wat zijn je plannen voor de toekomst?

“Zonder ingenomen te willen overkomen hoor, maar ik denk dat ik al een aardig eind op weg ben om mijn doelen te halen. Een hoogleraarschap gecombineerd met het veldwerk. Een ideale mix van onderwijs, cursussen en advies, agrarisch en niet-agrarisch. De enige vraag die ik mezelf stel is of ik het op termijn allemaal in de lucht kan houden met twee banen en twee universiteiten. Maar zolang werk niet als werk voelt is het goed vol te houden.”

Wat maakt jou een goede vakman?

“Allereerst vind ik dat andere mensen mij maar moeten beoordelen op mijn kwaliteiten. Maar als je erop staat. Ik vind dat ik een brede blik heb op het recht. Leerstukken en deelgebieden uit verschillende vakgebieden met elkaar verbinden en toepassen. En vooral, je verhaal aanpassen aan het publiek. Als je studenten, vakgenoten, makelaars, notarissen en agrariërs vraagt naar mijn presentaties en colleges dan denk ik ze mij zouden prijzen om mijn enthousiasme gecombineerd met de inhoud.”

Hoe zie jij het juridische/fiscale landschap, nationaal en internationaal?

“In de agrarische wereld is het een ons-kent-ons-cultuur. Het wereldje wordt steeds kleiner. Nijmegen en Groningen zijn de enige universiteiten waar nog agrarisch recht wordt gedoceerd op universitair niveau. Het aantal agrarische bedrijven slinkt in Nederland maar ze worden juridisch en fiscaal wel steeds interessanter. Er zal altijd werk blijven voor de agrarisch adviseur”, stelt Rheinfeld geruststellend vast. “Auteurs en adviseurs die het juridische aan het fiscale kunnen vastknopen en dwarsverbanden zien, hebben de beste papieren in dit vak.”

“Als ik kijk naar het notariële recht dan zie ik daar nog steeds uitdagingen voor de samenloop van het civiele en het fiscale. Om een voorbeeld te noemen, aan de ene kant heb je het erfrecht en het familierecht en aan de andere kant de registerpraktijk met de overdrachtsbelasting bij onroerend goed. Ondernemers krijgen met alle drie de aspecten te maken in hun leven. Het is aan ons om daar verbindingen in te maken. Gelukkig is in Nederland de notariële praktijk goed georganiseerd.”

“Op het internationale vlak denk ik meteen aan de Vlamingen die in Zeeuws Vlaanderen gronden en huizen opkopen. We spreken dan wel van één Europa maar de verschillen tussen de Nederland en de buurlanden zijn groot. Als je kijkt naar de landinrichting en de vastgoedmarkt dan dreigt de Nederlandse boer in Zeeuws Vlaanderen te worden weggedrukt en hebben we bilaterale afspraken nodig om deze ontwikkeling beter te reguleren. Genoeg juridische uitdagingen dus om de rechtssystemen van beide landen op elkaar af te stemmen. En dat geldt niet alleen voor Zeeuws-Vlaanderen maar feitelijk voor alle grensgebieden.”

Wat is jouw favoriete arrest van de Hoge Raad?

“Wat voor mij een vaktechnisch hoogtepunt vormt is, en hoe kan het ook anders, het tot nu toe enige arrest over de kavelruil. Op 1 februari 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BY1262) heeft de Hoge Raad zich uitgesproken over de kavelruil en uitgelegd dat het verschil maakt of je met een kavelruil oude of nieuwe stijl te maken hebt. De ene kavelruil is immers de andere niet. Een must read-arrest in mijn vakgebied.”

 

Tekst: Gé Konings - Fotografie: Berly Damman

Over de auteur(s)