Young professionals: ‘Ik wil graag een brug slaan tussen de wetenschap en de praktijk’

Justine van Lochem kwam in 2006 bij toeval in aanraking met het huurrecht. In 2019 promoveerde ze op ‘Open normen in het huurrecht – Ruimte versus rechtszekerheid’. Nog voordat ze haar proefschrift verdedigd had solliciteerde ze naar de functie van bijzonder hoogleraar huurrecht. Nu is ze bijzonder hoogleraar en advocaat. Ze wil een brug slaan tussen de wetenschap en de huurrechtpraktijk.

Hoe kwam je terecht in het huurrecht?

‘Ik heb rechten en criminologie gestudeerd. Criminologie was destijds een nieuwe studie. In mijn tweede studiejaar als rechtenstudent ben ik ermee begonnen. Ik vond het interessant, omdat het meer een sociale studie is, waar je empirisch onderzoek doet. Daar heb ik nog steeds veel aan. Toen ik was afgestudeerd in rechten, afstudeerrichting strafrecht, en criminologie verhuisde ik naar de omgeving van Eindhoven. Ik wilde werken bij een groter kantoor met verschillende rechtsgebieden. Zo kwam ik terecht bij Holland van Gijzen. Daar deden ze geen strafrecht. Ze zeiden: arbeidsrecht en huurrecht passen bij jou. Daar is veel afwisseling tussen lange en kortlopende zaken en je kunt procederen. Bij huurrecht was plek, dus zo kwam ik daar. Inmiddels weet ik dat huurrecht onder studenten een populair vak is. De meeste studenten zijn huurder, dan is het leuk om te horen wat de rechten en verplichtingen zijn. Ik denk dat arbeidsrecht en huurrecht bij uitstek de vakken zijn waar mensen echt een beeld bij hebben.’


Je houdt van lezen. Wat lees je het liefst?

‘Ik kan me echt verliezen in boeken. Soms lees ik fictie, dan weer autobiografieën. Even geleden heb ik bijvoorbeeld autobiografieën gelezen van vijf verschillende mensen die indertijd door de guerilla in Colombia zijn ontvoerd. Ik begon met de autobiografie van Ingrid Betancourt. Toen kwam ik erachter dat een aantal van de mensen met wie zij gevangen zat ook boeken hebben geschreven. Die heb ik allemaal gelezen. Ze zaten met ’meerdere mensen opgesloten en ze hebben het allemaal op een andere manier beleefd. Ik vind het heel boeiend om al die verschillende perspectieven naast elkaar te zien.’


Waarom wilde je promoveren?

‘Huurrecht is een praktisch vakgebied dat de afgelopen jaren heel specialistisch is geworden. Er is een groep mensen met diepe kennis van het huurrecht, terwijl het huurrecht zelf amper 100 artikelen beslaat. Ik voel me prettig in zo’n specialistische setting. Het past echt bij mij. Maar als ik als advocaat iets moet uitzoeken, zit er altijd een einde aan. Het gaat om die ene zaak. Vaak vond ik het echt jammer om te stoppen met spitten. Daarom dacht ik: misschien is een promotie iets voor mij. Dan kan ik er diep in duiken en hoef ik me tegenover niemand te verantwoorden. Ik ben gepromoveerd op open normen in het huurrecht, de ruimte die zij bieden voor maatwerk versus de wens van rechtszekerheid. Het huurrecht is erg gericht op bescherming van de huurder. Er gelden strikte regels, bijvoorbeeld over de duur van een opzegtermijn. Maar tegelijkertijd hebben open normen ook hun werking op het huurrecht. Redelijkheid en billijkheid zijn de bekendste. Huurder en verhuurder moeten zich redelijk en billijk tegenover elkaar opstellen. Veel mensen vinden dat mooi, omdat het niet rigide is en je naar persoonlijke omstandigheden kunt kijken. Maar dat brengt ook onzekerheid met zich mee, want het kan betekenen dat gemaakte afspraken niet nageleefd hoeven worden, omdat ze in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid. Als je volgens de wet iets niet mag afspreken, is dat duidelijk. Maar als redelijkheid en billijkheid kunnen tornen aan een gemaakte afspraak ontstaat er onzekerheid.’

Hoe werd je hoogleraar?

‘Mijn proefschrift was ingeleverd en goedgekeurd en ik wachtte op de datum waarop ik het zou kunnen verdedigen. Toen was er opeens een vacature voor bijzonder hoogleraar waar meerdere collega’s binnen mijn vastgoedgroep op kantoor mij op wezen. Ik schreef mijn sollicitatiebrief nog voordat ik de verdediging van mijn proefschrift achter de rug had. Het sloot precies op elkaar aan, dat was echt geluk. Ik vond het aantrekkelijk om hoogleraar te worden omdat ik dan ook onderzoek kan blijven doen. Die vrijheid had ik toen ik werkte aan ijn proefschrift en daarna zou dat voorbij zijn. Dat vond ik jammer. Dankzij mijn hoogleraarschap kan ik onderzoek blijven doen op een hoog niveau, ik kan lesgeven, studenten begeleiden bij scripties en straks hopelijk ook promovendi. Dat vind ik allemaal erg leuk. Tegelijkertijd kan ik advocaat zijn. Dit past echt bij me. Het is een ultieme kans om deze twee rollen te vervullen.’


Hoe zie jij het juridische landschap, nationaal en internationaal, en jouw plek daarin?

‘Het juridische landschap wordt steeds internationaler. Mijn eigen kantoor is daar een voorbeeld van. Dentons in Amsterdam is onderdeel van een internationaal advocatenkantoor dat wereldwijd werkt en ik heb vaak contact met collega’s uit andere landen. Dat is heel mooi. Het huurrecht zelf is wel een nationaal vakgebied. Ik kan niets zeggen over het huurrecht in bijvoorbeeld Spanje of Italië. Ik kan er van alles over opzoeken, maar ik kan er als advocaat geen advies over geven. Ik zie mijn eigen rol in het juridische landschap als een link tussen praktijk en wetenschap. Dat is ook echt de manier waarop ik invulling wil geven aan het hoogleraarschap. Ik heb veel praktijkkennis en veel wetenschappelijke kennis. Die twee gebieden wil ik met elkaar verbinden. De wetenschap heeft iets aan de praktijk. Het heeft geen zin om mooie theorieën te bedenken die in de praktijk niet uitvoerbaar zijn. Aan de andere kant heeft de praktijk veel aan een meer empirische benadering. Ik denk dat daar voor mij een rol is weggelegd.’

Wat maakt jou een goede jurist?

‘Dat vind ik lastig om te zeggen. Het wordt al snel opscheppen. Maar de eigenschap dat ik graag dingen echt goed uitzoek helpt zeker. Ik weet van mezelf dat ik op het terrein van huurrecht over veel kennis beschik. Die kennis onderhoud ik, want ik vind het leuk om me ergens helemaal in vast te bijten. Verder hoor ik van anderen dat ik tijdens zittingen vrij gemakkelijk kan verwoorden wat ik bedoel. Ik kan dingen duidelijk uitleggen, ook aan studenten. Wat ook helpt is dat ik me niet snel ergens druk om maak. Ik voel niet snel stress. Zelfs als het heel spannend is, lijk ik in een lagere versnelling te zitten dan anderen. Ik ben iets rustiger, iets vlakker en laat me niet van de wijs brengen. Dat maakt het gemakkelijker om oog te houden voor wat belangrijk is voor de klant. Ik oog misschien wat minder fel, maar het komt niet vaak voor dat ik wegga van een zitting en me achteraf realiseer dat ik niet alles heb kunnen zeggen wat ik aan de rechter voor wilde leggen.’ 


Vind je publiceren belangrijk?

‘Het is heel belangrijk. Vanuit wetenschappelijk oogpunt maar ook voor de praktijk. Zelf heb ik ook veel aan publicaties van anderen. Hoe iemand net iets anders uit een arrest haalt, wat ik zelf niet gezien heb. Dan staat er onderaan een uitspraak een noot en daar ben ik dan dolblij mee. Kennisdeling is belangrijk. Vanuit commercieel oogpunt is publiceren ook belangrijk. Ik publiceer ook geregeld in commerciële nieuwsbrieven. Dat is een mooie manier om cliënten te bereiken. Nadeel is dat publiceren veel tijd kost. Dat is soms lastig, naast alle andere verplichtingen die je hebt.’


Wat is jouw favoriete arrest?

‘Dat heb ik niet, maar er is wel een arrest waar ik erg naar uitkijk. In het huurrecht speelt al een jaar een discussie over coronamaatregelen. Er is sprake van een gebrek als het huurgenot minder wordt en dat niet toe te rekenen is aan de huurder. Een vraag is of coronamaatregelen een gebrek opleveren binnen de huurovereenkomst. Huurders, bijvoorbeeld horecaondernemers of winkeliers, geven aan een vermindering van hun huurgenot te ervaren vanwege de coronamaatregelen. Ze mogen geen klanten ontvangen, of slechts beperkt of alleen maar om af te halen. Zijn dat omstandigheden die het redelijk maken de huurovereenkomst aan te passen of de huurprijs te verlagen? Vallen de coronamaatregelen binnen de gebrekenregeling? Of valt dit in de sfeer van het ondernemersrisico? Ik zie natuurlijk ook dat huurders het nu heel zwaar hebben, maar juridisch gezien vind ik het lastig te accepteren dat de coronamaatregelen binnen de gebrekenregeling vallen. In die gedachte heb ik veel tegenstanders, waaronder de rechtspraak tot nu toe. Ik krijg graag uiteindelijk gelijk, maar ook los daarvan kijk ik echt uit naar het arrest. Hoe is dat onderbouwd, hoe kijkt de Hoge Raad hiernaar? Persoonlijk vind ik dat we het met elkaar moeten uitzingen, dus uiteraard moet je als verhuurder en huurder samen aan tafel, maar ik vind ook dat de gebrekenregeling niet bij deze problematiek past. De overheid heeft de coronamaatregelen genomen ten behoeve van de bescherming van de gehele maatschappij, althans een groot deel daarvan, en veel commerciële huurders ondervinden daar nadelen van. Waarom wentelen we die schade af op een beperkte groep? Ik zou het bijvoorbeeld logischer vinden als de overheid met een oplossing komt die wij als maatschappij dragen, maar de overheid heeft het tot nu toe grotendeels overgelaten aan de markt waar men er lang niet altijd uitkomt en zich daarom tot de rechter moet wenden.’​


Tekst: Wilma van Hoeflaken - Fotografie: Berly Damman

Over de auteur(s)