Eigenlijk was het niet de bedoeling dat Elbert de Jong jurist zou worden. Maar zodra hij met zijn studie begon, was het ‘een perfecte match’. Hij houdt zich vooral bezig met hoe het privaatrecht en in het bijzonder het aansprakelijkheidsrecht zich verhoudt tot belangrijke maatschappelijke problemen die bij de civiele rechter belanden, variërend van klimaatverandering tot nieuwe technologieën.
Waarom koos je voor de rechtenstudie?
‘Eigenlijk was dat niet de bedoeling. Ik was met name geïnteresseerd in klassieke muziek en zong op dat moment op semiprofessioneel niveau. Ik was aangenomen op het conservatorium. Maar ik werd opgeroepen als getuige in een strafzaak. Dat getuigenverhoor in Utrecht vond ik zo interessant dat ik daarna meteen doorliep naar boekhandel Broese en twee boeken kocht over het recht. “De heerser” van Machiavelli en “Beknopte geschiedenis van het Romeinse recht” van Zwalve. Die boeken las ik in de vakantie. Mijn ouders vielen van verbazing van hun stoel. Wat leest hij nou? Rechten was een nieuwe wereld. Mijn vader is musicus en geeft muziektheoretische vakken aan het conservatorium in Utrecht,. Mijn moeder werkt als verpleegkundige op het Brandwondencentrum in Groningen.’
Nooit spijt gehad van je keuze?
‘Het was zonder meer de goede keuze, zeker omdat ik naar het Utrecht Law College ging. Daar kreeg ik veel mogelijkheden om me te verdiepen en te verbreden en te werken aan juridische vragen die ik relevant vind. Het was een perfecte match.
Ik kwam min of meer bij toeval in het privaatrecht terecht. Ik twijfelde tussen de advocatuur en promoveren toen er een vacature kwam voor een aio-plek. Ik solliciteerde en werd aangenomen. Toen ging ik eigenlijk pas aan een onderwerp denken. Dat onderwerp, voorzorgverplichtingen, had veel privaatrechtelijke componenten.’
Wie inspireert jou in je vak?
‘Ik heb veel gehad aan Jaap Spier, oud-advocaat-generaal bij de Hoge Raad. Toen ik mijn proefschrift schreef, was hij intensief betrokken bij mijn ontwikkeling als privatist. Zijn scherpe en vooruitziende blik zijn voor mij heel bijzonder. Verder ben ik fan van Douglas Kyser, hoogleraar aan Yale. Hij houdt zich veel bezig met aansprakelijkheidsrecht. Ik lees zijn stukken graag. Ook heb ik hem een paar keer ontmoet en samen met hem een project gedaan.’
Waarom wilde je hoogleraar worden?
‘Wat me heel erg aanspreekt in deze functie is dat je je ideeën daadwerkelijk kunt verwezenlijken. Op een ander niveau dan wanneer je aan het promoveren bent of als universitair docent werkt. Je kunt onderzoekslijnen ontwikkelen en uitzetten en je visie uitrollen in de organisatie, zowel voor het onderzoek als het onderwijs. Ik wilde graag een leidende positie bezetten om zo een bijdrage te leveren aan het Utrechtse onderwijs en onderzoek. Utrecht past inhoudelijk goed bij mij.’
Waarom past Utrecht bij jou?
‘De Utrechtse onderzoeksaanpak kenmerkt zich door een multidisciplinaire benadering. We richten ons heel erg op het verbinden van rechtsgebieden. In Ucall vind je niet alleen privatisten, maar ook bijvoorbeeld ondernemingsrechtjuristen en strafrechtjuristen. Zij kijken uit verschillende invalshoeken naar vraagstukken van verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid. Ook vind ik het belangrijk dat het onderzoek waarmee we ons bezighouden zich concentreert rond belangrijke maatschappelijke thema’s, zoals duurzaamheid en moderne technologie.’
Waar houd je van in je vak?
‘Kijken hoe het privaatrecht en in het bijzonder het aansprakelijkheidsrecht zich verhoudt tot belangrijke maatschappelijke problemen, dat vind ik het interessantst. Zoals klimaatverandering, gaswinning, het terughalen van IS-moeders en aansprakelijkheid voor historisch onrecht. Het zijn thema’s die een breder maatschappelijk probleem illustreren. Hoe kun je deze problemen vatten in aansprakelijkheidsrechtelijke dogmatiek? Waar liggen de grenzen van die dogmatiek? En kun je ze oprekken? Als je dat goed doet, bewijs je de maatschappij een dienst, want je laat zien hoe je bepaalde ontwikkelingen moet duiden en welke mogelijkheden het aansprakelijkheidsrecht al dan niet biedt om deze maatschappelijke vraagstukken te adresseren. Anderzijds is het ook juridisch belangrijk, want het leert ons iets over de manier waarop het aansprakelijkheidsrecht reageert op maatschappelijke uitdagingen. Je ziet dat er ook in het aansprakelijkheidsrecht keuzes worden gemaakt. Daar liggen normatieve vragen aan ten grondslag. Als je die bestudeert en kunt beantwoorden, draag je ook bij aan wetenschappelijk kennis over het aansprakelijkheidsrecht. De wisselwerking tussen die twee aspecten -wat doet het aansprakelijkheidsrecht met de maatschappij en wat doet de maatschappij met het aansprakelijkheidsrecht - vind ik enorm interessant en belangrijk.’
Wat zijn je ambities?
‘Mezelf verder ontwikkelen als hoogleraar (groeien in de rol) en het uitrollen van mijn onderzoeksvisie, daarop richt ik me op de komende jaren. Ik wil een stevige Utrechtse aansprakelijkheidsrechtelijke/privaatrechtelijke tak continueren en versterken, zowel wat betreft onderzoek als onderwijs. Ik kijk eigenlijk niet verder vooruit dan dat: een succes maken van mijn leerstoel is op dit moment het belangrijkste.’
Wat maakt jou een goede jurist?
‘Dat moet je aan anderen vragen. Een eigenschap die van pas komt is misschien originaliteit. Ik probeer problemen op een originele manier te benaderen en die originaliteit te koppelen aan gedegen juridisch dogmatisch onderzoek. Daar houd ik enorm van. De originaliteit kan bijvoorbeeld zitten in het thema, de methode of het introduceren van nieuwe juridische concepten. Ik hoop daarmee tot originele inzichten te komen, die mogelijk vernieuwend zijn. Of dat altijd lukt en of het bruikbare inzichten zijn voor anderen, kan ik zelf niet beoordelen.’
Hoe zie je je plek in het juridische landschap?
‘Ik zie mijn plek breder, maatschappelijk. Als wetenschappers kunnen wij in thema’s en vragen duiken waarvoor anderen misschien geen tijd hebben. Zo kunnen we als de rechtswetenschap, via onze publicaties, uiteindelijk ook de maatschappij en rechtspraktijk bedienen met kritische en vernieuwende inzichten. Ook op concreet niveau. Ik ben raadsheer-plaatsvervanger in het Hof Arnhem-Leeuwarden. Ik vind het belangrijk om expertise te delen met het Hof als dat nodig is en ik heb er voor mijn onderwijs zelf veel aan om de praktijk goed te kunnen zien.’
Vind je publiceren belangrijk?
‘Mooie nieuwe stukken schrijven vind ik belangrijk. Aan het schrijfproces beleef ik veel plezier. Dat je merkt dat je gedachten rijpen en dat een stuk beter wordt. In hoog aangeschreven tijdschriften staan is voor mij een uiting dat de tekst voldoende gerijpt is om met de buitenwereld te delen. Dat vind ik op zichzelf al een waarde. Voeger vond ik ook het aantal publicaties belangrijk. Nu hecht ik meer waarde aan de inhoud. Hoe diepgravend is het? Hoeveel meerwaarde heeft het?’
Hoe zie je de rol van de uitgever?
‘In de redactie van het Nederlands Tijdschrift voor Burgerlijk Recht zie ik hoe de uitgever werkt. Het belangrijkste is dat een uitgever redacties en auteurs faciliteert, artikelen edit en publicabel maakt en ze onder de aandacht brengt, al dan niet via Kluwer Navigator. Dat zijn in mijn ogen de drie belangrijkste aspecten van de rol van de uitgever. Mijn ervaring bij het Tijdschrift voor Burgerlijk Recht is dat dat soepel verloopt.’
Wat is jouw favoriete arrest van de Hoge Raad?
‘Het Urgenda-arrest. Ik was trots dat in dat arrest, met name in de conclusie van de advocaten-generaal, artikelen van mij worden aangehaald en dat op bepaalde punten overeenkomsten bestaan met sommige lezingen die ik gaf aan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Overigens is dat niet de reden dat het mijn favoriete arrest is. Dat is omdat het arrest om een enorm maatschappelijk probleem gaat, de klimaatcrisis, en dat de Hoge Raad echt een keuze heeft gemaakt. De Hoge Raad had de claim van Urgenda ook kunnen afwijzen. Dat had je juridisch ook kunnen beargumenteren. Ik denk dat de Hoge Raad er juist aan gedaan heeft om tot deze conclusie te komen. De Hoge Raad heeft juridisch overtuigend beargumenteerd waarom het klimaatbeleid een (dreigende) mensenrechtenschending oplevert. Uiteindelijk neemt de Hoge Raad daarmee een rechtsbeschermende rol in tegen klimaatrisico’s. Dat is een meerwaarde voor het klimaat, maar nog belangrijker ook voor onze rechtstaat.’
In de interviewreeks Young Professionals zijn eerder gesprekken met Jannemieke van Ouwerkerk, Jeroen Rheinfeld, Justine van Lochem, Kasper Jansen en Ralph Frins gepubliceerd.
Tekst: Wilma van Hoeflaken -- Fotografie: Berly Damman