Sinds het begin van zijn loopbaan combineert Ralph Frins praktijk en wetenschap. Hij wees er al jaren geleden op dat het Programma Aanpak Stikstof (PAS) in strijd was met het Europese natuurbeschermingsrecht. Op 29 mei 2019 kwam ook de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tot dat oordeel. Frins geldt als een expert op het gebied van het natuurbeschermingsrecht en het onderwerp stikstofdepositie. Hij is van plan om in zijn juridische loopbaan de wetenschap en de praktijk met elkaar te blijven combineren.
Waarom ging je rechten studeren?
‘Op de middelbare school was ik vooral goed in Frans en de studie Franse taal en cultuur zag ik wel zitten. Maar ik zag mezelf niet mijn leven lang als middelbareschooldocent voor de klas staan. Daarom koos ik voor rechten, een brede, maatschappelijk georiënteerde studie. Ik heb nog overwogen dat te combineren met Frans. Maar ik had ook veel belangstelling voor de Europese Unie. Op de middelbare school had ik een boek gelezen over de Europese integratie sinds de jaren ’50. Over de samenwerking en over de regels vanuit Brussel voor de bescherming van natuur en milieu. Dat sprak me aan. In Nijmegen kon ik ook Europees recht studeren. Dus uiteindelijk koos ik voor de combinatie Nederlands recht en Internationaal en Europees recht. Onderdeel van die laatste studie was een verblijf aan een buitenlandse universiteit. In dat verband koos ik voor - zoals de Fransen het zien - de Europese hoofdstad Straatsburg. Daar kon ik dan tevens mijn Frans verbeteren. Dat gaat immers vanzelf als je daar woont en studeert.’
Hoe werd je docent bestuurs- en omgevingsrecht?
‘Dat is zo gegroeid. Tijdens de masterfase van mijn studie kwam ik in aanraking met het omgevingsrecht. Daar zie je veel invloed vanuit de Europese Unie, zoals richtlijnen op het gebied van natuur- en milieubescherming. Mijn scriptie ging over waterkwaliteit en toen ik de stap zette om promovendus te worden, ben ik volledig verdergegaan in het omgevingsrecht. Nu, dertien jaar later, zit ik er helemaal in. Je kunt eigenlijk maar één ding echt goed doen. Ik vind het fijn dat ik er nu zoveel van af weet.’
Houd je van de natuur?
‘Ik wandel graag en het liefst in de natuur. Er zijn in Nederland veel Natura 2000-gebieden. Ik vind het belangrijk dat we natuurgebieden hebben en dat die behouden blijven. Om te kunnen ontspannen, voor de flora en fauna, voor de biodiversiteit. Toen ik begon met mijn promotie, was er nog niet bijster veel geschreven over het natuurbeschermingsrecht. Er was nog relatief veel onduidelijk, dus ik had echt het gevoel dat ik met mijn proefschrift een bijdrage kon leveren aan de ontwikkeling van het natuurbeschermingsrecht.’
Waar ging je proefschrift over?
‘Over het voorkomen en wegnemen van negatieve effecten voor het milieu en de natuur van ruimtelijke ontwikkelingen. Het is niet alleen een theoretische studie, maar het laat ook zien hoe het in de praktijk werkt. Stel dat een weg wordt aangelegd en het verkeer dat daarover gaat rijden leidt tot neerslag van extra stikstof in natuurgebieden. Hoe voorkom je dat en hoe compenseer je dat als je het niet kunt voorkomen? Daar zijn allerlei regels over, maar in de praktijk gaat het niet altijd goed. Hoe kan dat beter? Daar heb ik aanbevelingen voor gedaan. Zo kun je in een bestemmingsplan voorwaardelijke verplichtingen opnemen. Je kunt bijvoorbeeld in een bestemmingsplan vastleggen dat een nieuwe weg pas in gebruik mag worden genomen nadat de natuurschade die door de aanleg van die weg wordt veroorzaakt gecompenseerd is. Als dat niet gebeurt, kunnen belanghebbenden – zoals natuurorganisaties – uiteindelijk naar de bestuursrechter om ervoor te zorgen dat die compensatieplicht alsnog wordt nageleefd. Mijn hoop is dat de overheid meer gaat toezien op de correcte naleving van mitigatie- en compensatieplichten. Ik heb overigens het idee dat het nu al meer gebeurt dan in 2016, toen ik mijn proefschrift verdedigde.’
Wie inspireert jou?
‘Dat zijn meer mensen, maar ik noem mijn promotor Tonny Nijmeijer, hoogleraar Omgevingsrecht aan de Radboud Universiteit. Dat is een zwaargewicht. Hij is niet voor niets recent benoemd tot staatsraad advocaat-generaal in de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Ik heb mijn wetenschappelijke carrière aan hem te danken. Toen ik wilde promoveren in Nijmegen was daar formeel geen promotieplek. Tonny had contacten bij de provincie Gelderland. Zij bleken een duale student te zoeken. Dankzij hem kon ik daar twee dagen per week werken en drie dagen per week in Nijmegen aan mijn proefschrift werken. Ook daarna bleef hij een rol spelen. Hij las mijn conceptpublicaties en gaf commentaar. Hij is mijn grootste juridische inspiratiebron.’
Wat zijn je toekomstplannen?
‘Ik wil graag doorgroeien in de wetenschap en universitair hoofddocent worden en wie weet ooit hoogleraar.’
Wat maakt jou een goede jurist?
‘Het is niet aan mij om dat te zeggen, maar wat mij bijzonder maakt is dat ik zowel wetenschapper ben als praktijkjurist. Sinds januari 2021 werk ik fulltime in de wetenschap, maar ik blijf feeling houden met de praktijk. Niet alleen vanuit mijn functie als rechter-plaatsvervanger, maar ook als extern adviseur van verschillende bedrijven. Ik weet hoe de praktijk met een wet geconfronteerd wordt, welke gedachten er in de praktijk leven over het omgevingsrecht en waar men tegenaan loopt. Die kennis kan ik gebruiken in het kader van een noot of een artikel. En reflecteren op vragen als: hoe kan dit anders, beter?’
Hoe zie jij het nationale en internationale juridische landschap en je plek daarin?
‘Omgevingsrecht is sowieso doorspekt van Unierecht. De Europese richtlijnen bepalen in grote mate hoe ons nationale omgevingsrecht eruitziet. Wij kijken door onze Nederlandse bril naar het omgevingsrecht en de Belgen bijvoorbeeld kijken door hun Belgische bril; er wordt in mijn ogen relatief weinig aan rechtsvergelijking gedaan. Wel kijken ze in Vlaanderen erg naar wat er bij ons gebeurt op het gebied van het natuurbeschermingsrecht. Ook in Vlaanderen worstelen ze met het stikstofprobleem. En net als in Nederland heeft ook de Vlaamse rechter het stikstofkader afgeschoten. Ik spreek daar wel eens op themabijeenkomsten en ik schrijf geregeld artikelen voor het Vlaamse tijdschrift voor Omgevingsrecht en Omgevingsbeleid. Dus er is enige wisselwerking, maar beperkt.’
Je geldt als expert op het terrein van stikstof. Hoe komt dat?
‘In de eerste plaats doordat ik al jaren veelvuldig publiceer over het onderwerp stikstofdepositie. Daarnaast werkte ik bij een ingenieurs- en adviesbureau toen de discussie speelde over de juridische houdbaarheid van het Programma Aanpak Stikstof (PAS) en het wachten was op een oordeel daarover van het Hof van Justitie van de Europese Unie. In dat verband vroegen klanten mij onder meer naar mogelijke manieren om voor te sorteren op het onderuitgaan van het PAS. Samen met collega’s van de afdeling ecologie bereidde ik toen voor verschillende klanten ecologische onderbouwingen en zogenoemde ADC-toetsen voor, zodat de plannen van onze klanten zo min mogelijk vertraging zouden oplopen door het eindoordeel over het PAS.’
Vind je publiceren belangrijk?
‘Heel belangrijk. Om die reden werk ik vanaf begin dit jaar weer volledig in de wetenschap. In mijn laatste functie, bij het ministerie van BZK, merkte ik dat het niet erg gewaardeerd wordt als je iets schrijft waar de minister last van zou kunnen hebben. Ik vind het echter erg belangrijk om de vrijheid te hebben om op te schrijven wat ik vind. Met mijn geschriften wil ik bijdragen aan de rechtsontwikkeling, door mijn visie op papier te zetten en mogelijke oplossingen aan te dragen. Zo probeer ik onder meer de overheid scherp te houden, door te zeggen: let op, het gaat niet goed en dat kan grote consequenties hebben.’
Hoe zie je de rol van de uitgever?
‘Wolters Kluwer heeft een enorm pakket aan tijdschriften. Het is belangrijk dat die allemaal goed digitaal ontsloten zijn. De systemen die Wolters Kluwer aanbiedt zijn ideaal, je kunt dag en nacht vinden wat je nodig hebt. Een uitgever moet erop letten dat de uitgaven niet in elkaars vaarwater zitten, want dan verliest de uitgave zijn belang. En een uitgever moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van de publicaties gegarandeerd is. Daarvoor zijn deskundige redacties cruciaal. En daar lijken ze bij Wolters Kluwer over te beschikken.’
Wat is je favoriete arrest van de Hoge Raad?
‘Als bestuursrecht- en omgevingsrechtjurist heb ik minder met de Hoge Raad te maken. Daarom noem ik liever mijn favoriete uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Dat is de uitspraak van 29 mei 2019, over het Programma Aanpak Stikstof. Die uitspraak heeft voor de praktijk vergaande gevolgen. Sindsdien is iedereen bekend met het stikstofprobleem. Verder heeft die uitspraak een directe relatie met het onderwerp van mijn proefschrift. Aanvankelijk voer de Afdeling bestuursrechtspraak een soepele koers met betrekking tot het verzekerd zijn van de positieve effecten van zogenoemde mitigerende maatregelen, maar in deze uitspraak heeft ze haar koers gewijzigd. In die uitspraak gebruikt de Afdeling bestuursrechtspraak termen die ik in mijn publicaties heb geïntroduceerd. Zelfs de voorbeelden die zij daarbij noemt komen deels uit mijn publicaties. Het voelt goed om dat na al die jaren te hebben bereikt.’
-----------------------
In de interviewreeks Young Professionals zijn eerder gesprekken met Jeroen Rheinfeld, Justine van Lochem en Kasper Jansen gepubliceerd.
Tekst: Wilma van Hoeflaken -- Fotografie: Berly Damman