Woord en daad

‘Een nieuw blad moet zijn recht van bestaan, zijn noodzakelijkheid, niet met woorden maar met de daad bewijzen.’

Het zijn de allereerste woorden afgedrukt in het NJB dat in 2025 zijn 100e jaargang hoopt te beleven. Enig redacteur J.C. van Oven zag in november 1925 het volgende voor zich: 

‘Het “Nederlandsch Juristenblad” wil zijn een algemeen weekblad voor alle Nederlandsche rechtsbeoefenaars in den ruimsten zin. … Niet lang geleden nog was zoowel de vorming als de werkkring der Nederlandsche rechtskundigen veel minder gedifferentieerd dan thans: elk jurist was een all-round jurist. In de latere jaren evenwel is sterke differentieering ingetreden: reeds bij de opleiding begint zij en in de praktijk wordt zij voortgezet; men is meer civilist, criminalist, staats- of administratief- of fiscaal-rechtelijk jurist, specialist in financieele zaken, notaris en zoo meer, dan jurist tout court. Een band te vormen tusschen alle dezen, ziedaar het doel van ons orgaan.’

Er is heel veel gebeurd, maar kennelijk weinig veranderd… En toch: een ‘Weekblad behorende bij de Nederlandsche Jurisprudentie’ is het NJB al lang niet meer, het staat op eigen benen en de redactie die destijds in zijn eentje werd gevoerd door J.C. van Oven, bijgestaan door secretaris G.E. Langemeijer, vergt tegenwoordig de inzet van acht personen die het uitgestrekte werkveld van het tijdschrift proberen te overzien. Eén meer of minder zal het verschil niet maken, maar zonder redactiesecretaris, zoveel is zeker, kan het blad niet meer verschijnen. Het uiterlijk is drastisch veranderd, maar de formule (hoofdartikelen, korte bijdragen (‘Opmerkingen & Mededelingen’), een overzicht van rechtspraak en literatuur, geen boekbesprekingen) is dat niet, wel zijn op enig moment de kronieken en de ‘vooraffen’ aan het tableau toegevoegd. En al enige tijd actueel is de vraag hoe lang voor ‘ons orgaan’ nog een papieren werkelijkheid is weggelegd. Wanneer gaat het volledig op in de virtualiteit? 

Woord en daad. In de kolommen van dit tijdschrift wordt al bijna honderd jaar stil gestaan bij of gepleit voor mijlpalen in rechtspraak of wetgeving (afschaffing van de handelingsonbekwaamheid van de gehuwde vrouw), worden voors en tegens van de Europese integratie in kaart gebracht, worden ontwikkelingen aan het front van de klassieke juridische beroepen en de opkomst van nieuwe rolmodellen (T-shaped lawyer) gesignaleerd, worden vraag- of uitroeptekens geplaatst bij nieuwe trends in onderwijs en onderzoek (law and…-disciplines) en wordt hoop of vrees uitgedrukt over de trias politica (Urgenda). Achteraf bezien doet het blad de tijd hopelijk recht, voorspelt het de relevante ontwikkelingen en/of duidt het deze achteraf goed, bedient het zijn lezers adequaat en staat het aan de goede kant van de geschiedenis. Het wordt echter bepaald door woord en daad van het moment. Het is de actualiteit die het NJB regeert, zeker ook nu.

De voorstellen voor de ‘strengste asielwetgeving ooit’, die woorden doen er duidelijk toe, passeerden vlak voor Kerst – dat feest van barmhartigheid – de ministerraad. De Afdeling advisering van de Raad van State is nu het eerstvolgende obstakel. Het treft dat vanuit het gebouw van de Raad van State aan de Kneuterdijk in december aan het adres van het kabinet-Schoof, zoals hij ze zelf noemde, woorden van ‘bemoediging’ klonken van architect Richard van Zwol. Op het moment dat hij ze uitsprak wist hij heel goed waar hij zich bevond maar kende hij zijn plaats kennelijk toch niet.

Vlak voor kerst werd ook het overlijden van Desi Bouterse wereldkundig gemaakt. Het gaf aanleiding tot discussie over de vraag of het recht nu zijn beloop heeft gehad. Voor velen zal het toch een troost zijn dat twee jaar geleden zijn veroordeling in verband met de Decembermoorden door moedige rechters is uitgesproken, het waren niet zomaar woorden, en dat hij weliswaar geen dag gezeten heeft maar toch niet werkelijk vrij aan zijn einde is gekomen.

Vlak voor de jaarwisseling overleed oud-president van de Verenigde Staten Jimmy Carter, op nog hogere leeftijd dan het NJB, een man die de erkenning die hij verdiende (‘never lie to the American people’) pas later kreeg. Wij zitten nu met zijn tegenpool opgescheept. In afwachting van diens tweede inauguratie vragen de secretaris-generaal van de NAVO, regeringsleiders en techmiljardairs om audiëntie om Trump gunstig te stemmen. En dat in Mar-a-Lago of all places om nog eens te onderstrepen dat de checks and balances van Washington de ontwikkelingen in de VS niet of nauwelijks nog in toom houden. Inmiddels dreigen de president-elect en leden van zijn entourage, hofnar én gigafoon Elon Musk voorop, met massadeportaties van illegalen, het straf- en civielrechtelijk aanpakken van leden van de pers en sowieso met wraak op eerdere tegenstanders in het algemeen. De woorden laten degenen voor wie zij bestemd zijn nu al niet onberoerd; sommigen springen al in de houding. Het zal ook niet alleen bij woorden blijven; de vraag is enkel welke allemaal in daden worden omgezet.

Aan dat andere front zitten woorden juist daden in de weg. Na de gruwelijke gebeurtenissen op 7 oktober 2023 en die in reactie daarop in Gaza houden twee woorden (genocide?; antisemitisme!) het debat over de vraag wat onze positie zou moeten zijn tot op de dag van vandaag in een ijzeren greep. Het effect blijkt eerst en vooral verlammend.

Of het NJB steeds de polsslag van de tijd heeft aangevoeld, is aan anderen,1 maar het blad heeft zijn recht van bestaan, zijn noodzakelijkheid, op verschillende momenten bewezen. Daarvan zal deze 100e jaargang op gezette tijden getuigen, te beginnen in dit eerste nummer waarin ‘Themis op de pijnbank’ opnieuw is afgedrukt én in het licht van vandaag wordt gezet. Zo er ooit met woorden in dit tijdschrift een daad is gesteld dan is het met dit artikel van J.C. van Oven uit 1933. 

 

Dit Vooraf is gepubliceerd in NJB 2025/1, afl. 1

 

Voetnoot

1 Corjo Jansen, Over de polsslag van de tijd, Deventer: Wolters Kluwer 2025 (te verschijnen).

Over de auteur(s)
Author picture
Ton Hartlief
A-G bij de Hoge Raad en hoogleraar privaatrecht