Wettelijk (knal)vuurwerkverbod bestaat allang

Binnen de regeringscoalitie is er geen steun voor een landelijk vuurwerkverbod. Maar kijk eens naar artikel 350 lid 2 Wetboek van Strafrecht en artikel 2.1 lid 1 Wet Dieren. Een wettelijk vuurwerkverbod? Dat is er al, alleen: het is vermomd als verbod van dierenmishandeling!

De roep om een landelijk vuurwerkverbod was na de jaarwisseling weer alom. Volgens Frits Abrahams (NRC 3 ­januari) komt het er pas als er een keer één of andere catastrofe tijdens Oud en Nieuw plaatsvindt, waarbij veel mensen tegelijk omkomen. Premier Schoof ziet er op dit moment in elk geval niks in: binnen de regeringscoalitie is er geen steun voor. Misschien is het nuttig deze ex-secretaris-generaal van Justitie te wijzen op de al bestaande wetgeving, in het bijzonder artikel 350 lid 2 Wetboek van Strafrecht en artikel 2.1 lid 1 Wet Dieren.

In het laatste wetsartikel staat bijvoorbeeld dat het verboden is zonder redelijk doel pijn of letsel bij een dier te veroorzaken, dan wel de gezondheid of het welzijn van het dier te benadelen. Dat tijdens de jaarwisseling van dat laatste sprake was, blijkt zonneklaar uit het stuk over de massale vlucht naar Schiphol van honden- en kattenbezitters, omdat het vuurwerkverbod dáár – in tegenstelling tot vrijwel alle andere plaatsen – wél gehandhaafd wordt (NRC 2 januari). En dat het afschieten van (knal)vuurwerk niet als een ‘redelijk doel’ voor het dierlijk onbehagen kan worden aangemerkt, is niet alleen tamelijk evident, maar blijkt ook uit de in de wet genoemde voorbeelden van andere gedragingen die louter tot menselijk amusement strekken en sowieso verboden zijn (zoals het organiseren van hondengevechten).

Op overtreding van die verbodsbepalingen staat niet alleen een fikse straf (tot maximaal vijf jaar gevangenisstraf of een geldboete van de vijfde categorie), zo’n overtreding wordt bovendien als misdrijf aangemerkt. Dat betekent dat óók poging en medeplichtigheid strafbaar zijn. Op die manier is in geval van (knal)vuurwerk dus niet alleen degene die het vuurwerk feitelijk afsteekt te pakken (zoals bij de huidige, nauwelijks te handhaven, gemeentelijke verboden), maar óók de verkoper ervan, of degene die het vuurwerk ‘alleen maar’ klaarzet of in voorraad heeft (gehad) – van voorwaardelijk opzet zal immers al gauw sprake zijn.

Het kabinet hoeft, met andere woorden, niets te doen: het omstreden landelijk (knal)vuurwerkverbod, waarmee de verkoop kan worden aangepakt, bestaat gewoon al! Het is aan het Openbaar Ministerie er eindelijk eens achterheen te zitten. Er is nog bijna een jaar te gaan tot de volgende jaarwisseling; alle tijd dus voor een degelijke voorbereiding. En als dat niet lukt, zijn er te zijner tijd ongetwijfeld belanghebbenden die wel een handje willen helpen door een artikel 12 (Wetboek van Strafvordering) procedure bij een gerechtshof te beginnen, om zo alsnog strafvervolging af te dwingen.

 

Dit artikel is gepubliceerd in NJB 2025/145, afl. 3 

 

Afbeelding: ©Shutterstock

Over de auteur(s)