Weerzin

“Zelfs de jager kan de vogel niet doden die bij hem zijn toevlucht zoekt”.
Chiune Sugihara/Samoerai gezegde

De dappere beslissing van de Leidse burgemeester Henri Lenferink om huisvesting te bieden aan de zedendelinquent Benno L na ommekomst van diens gevangenisstraf leidde tot heftige reacties. Het is al te eenvoudig om deze lastige materie met de strafrechtelijke gemeenplaats af te doen dat een afgestrafte veroordeelde recht heeft op een nieuwe kans. De bestuurder heeft immers te maken met het gevaar van wat de Britten zo mooi een moral panic noemen – een complex van sociaalpsychologische en politieke reacties op een verontrustend verschijnsel. Voor je het weet leidt zo’n moral panic tot uiteindelijk hoogst ongewenste vormen van eigenrichting of dito maatregelen en regelgeving, alhoewel een moral panic ook kansen biedt om tot moeilijk bespreekbare nieuwe oplossingen te komen.

De hele kwestie herinnerde me aan het prikkelende boek van Jonathan Haidt, The Righteous Mind, Why Good People are Divided by Politics and Religion (2012). Deze psycholoog legt uit dat waarden nauw samenhangen met diepe, als vanzelfsprekend ervaren intuïties. Hij wijst erop dat de ‘liberal’ die niet begrijpt dat de ‘social conservative’ van andere intuïties uitgaat, ook niet gevoelig is voor de rationele argumenten die deze aanvoert. Waar de moraliteit van de eerste vooral gestoeld is op het willen voorkomen van schade en het bevorderen van vrijheid van onderdrukking en eerlijkheid, wordt het morele smaakpalet van de ander minstens zo sterk bepaald doordat hij hecht aan loyaliteit, autoriteit en heiligheid/zuiverheid. Volgens Haidt is het niet zo dat de individualistische ‘liberal’ verstoken is van die laatste meer op de collectiviteit gerichte intuïties/emoties maar deze is geneigd het dragen van een oranje muts, het opstaan als de rechters binnenkomen of de aarzeling over het kloneren van mensen anders te ‘framen’.

Bij het denken over de vrijgelaten zedendelinquent moet de betekenis onder ogen worden gezien van weerzin, de vrees voor onzuiverheid. Weerzin is iets anders dan angst en bestaat zelfs ten opzichte van verschijnselen waarvan het gevaar op zichzelf beschouwd betrekkelijk en betwistbaar is, zoals kannibalisme en virtuele kinderporno. Om de commotie over het vrijlaten van een zedendelinquent te begrijpen speelt dan ook – anders dan vaak wordt gezegd – niet alleen angst. Als een ‘gewone’ moordenaar wordt vrijgelaten is de kans op een moral panic veel kleiner, hoe bezorgd de mensen die hem kennen ook kunnen zijn. Angst, de onbestemde vrees voor schade, roept de wens op om zelf te vluchten. Sociale weerzin is een net even andere intuïtie: ze brengt een groep ertoe om afstand te willen bewaren alsof er besmettingsgevaar is. De Amerikaanse liberale filosofe Martha Nussbaum vindt angst een redelijke emotie, die relevant kan zijn bij politieke of juridische beslissingen.1 Uit angst voor de tbs-er die nog gevaarlijk is, wordt deze niet vrijgelaten. Maar weerzin met de daarbij behorende opvattingen over besmettelijkheid en de onmogelijke aspiraties naar zuiverheid zou juist niet moeten bijdragen aan dergelijke beslissingen.

Het is evident dat sociale weerzin allerakeligste gevolgen kan hebben. Ik herinner aan de rassenverboden in Zuid-Afrika en het Zuiden van de VS. Weerzin speelde een rol: het was ondenkbaar om dezelfde wc te bezoeken als iemand van een ander ras. Let wel: ik wil geen goedkope vergelijkingen maken tussen racisme en de manier waarop nu met zedendelinquenten wordt omgegaan. Taboe en de daarmee samenhangende weerzin zijn plaats- en tijdgebonden, ook al worden ze ervaren als universeel en eeuwig. Hier gaat het er slechts om dat de al te menselijke weerzin gepaard gaat met de wens het weerzinwekkende op afstand te houden. In het verlengde daarvan liggen pleidooien die strekken tot verbanning, residentiele beperkingen, of het bij elkaar zetten van mensen die aan het weerzinwekkende kenmerk voldoen e.d. Het voorspelbare gevolg is dat de betrokkene op zo’n manier opgejaagd wild wordt en dat dergelijke maatregelen juist daardoor mogelijk meer dan minder gevaar opleveren. En dan noem ik niet eens dat dergelijke maatregelen doorgaans voorbijgaan aan de zowel voor het slachtoffer als met het oog op het recidivegevaar aanzienlijke verschillen tussen de pedofiel die perverse seksuele fantasieën uitleeft en degene die zich beperkt tot ongepaste strelingen en/of het downloaden van verboden plaatjes.

Maar zoals gezegd, rationele overwegingen slagen er zelden in vat te krijgen op een menigte die in de greep is van weerzin tegen deze ‘onmensen’. Van Mesdag zei in 1934: “De misdadiger is een mens als wij, alleen veel ongelukkiger”. Is de uit zijn woorden sprekende compassie over te brengen op die menigte? In haar nieuwste boek pleit Nussbaum voor de ‘spirit of play and imaginative sympathy’ teneinde de mensen die veracht worden te vermenselijken.2 Met betrekking tot zedendelinquenten vind ik het lastig dat voor me te zien. Juist in het aangezicht van de afgestrafte, niet (meer) gevaarlijke zedendelinquent heeft de overheid daarom een bijzondere verantwoordelijkheid – een verantwoordelijkheid die van door weerzin overmande doorsnee burgers niet kan worden verwacht. Die overheid weet dat in beginsel slechts gedrag dat anderen schade toebrengt of gevaar daartoe schept strafbaar is. De wetgever heeft op dat beginsel een uitzondering gemaakt door de strafbaarstelling van het bezit van virtuele kinderporno. Niettemin geldt nog steeds dat weerzinwekkende fantasieën niet strafbaar zijn. Een liberale rechtsstaat staat mensen die innerlijke vrijheid toe en aanvaardt dat de betrokkenen zwijgzaamheid betrachten over hun verleden. De overheid moet een plaats bieden waar mensen (die) met deze fantasieën (worstelen) zich schuil kunnen houden voor de weerzin van de menigte. Laat de menigte die toestand maar beschouwen als een wapenstilstand, waarin gezonde weerzin kan voortbestaan3 maar waarin ook daden van agressie vanuit de menigte niet worden getolereerd.

Dit Vooraf is verschenen in NJB 2014/411, afl. 8, p. 507

 

1. Hiding from Humanity; Disgust, Shame and the Law, Princeton 2004.
2. Political Emotions; Why Love Matters for Justice, Harvard 2013.
3. Thomas Nagel, Concealment and Exposure, Oxford 2002.

Over de auteur(s)
Author picture
Ybo Buruma
Raadsheer in de Hoge Raad