Wanordelijkheden, anti-abortusdemonstraties en art. 2 Wom

Door een recente uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland is de discussie rondom de uitoefening van het demonstratierecht van Stichting Schreeuw Om Leven bij abortusklinieken nieuw leven ingeblazen.1 In haar uitspraak bepaalt de voorzieningenrechter dat betogen door het uitdelen van flyers en het aanspreken van bezoekers van de kliniek, niet kan worden geschaard onder de noemer wanordelijkheden. Het opleggen van beperkingen door de burgemeester aan demonstranten is om die reden niet gerechtvaardigd.

Relevant in deze zaak is de omvang van het begrip wanordelijkheden uit de Wet openbare manifestaties (hierna: Wom). Schreeuw Om Leven (SOL) betoogt dat de burgemeester van Almere geen beperkingen mag opleggen aan het demonstratierecht van hun vrijwilligers, nu niet is voldaan aan een beperkingsgrond uit art. 2 van de Wom. De beperkingsgrond waar de burgemeester zich hier op beroept is ‘het voorkomen van wanordelijkheden’. Volgens SOL is er van wanordelijkheden pas sprake bij strafbaar gedrag, en voldoet het aanspreken van bezoekers en het uitdelen van flyers hier niet aan. Bovendien wijst SOL op de omstandigheid dat er geen meldingen van overlast zijn binnengekomen bij de abortuskliniek.

De burgemeester van Almere is een ander standpunt toegedaan. Hij wijst op het demonstratierecht van SOL en de mogelijkheid betogingen te houden rondom de kliniek, maar dat het ‘feitelijk verhinderen van de toegang, het aanspreken van bezoekers of het daadwerkelijk lastigvallen van bezoekers of het personeel van de kliniek’ hier niet onder valt. Om zijn mening te sterken verwijst de burgemeester naar een uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 juli 2020.2 In deze uitspraak oordeelde de rechtbank dat het aanspreken van individuele personen niet onder het betogingsrecht valt.             

Volgens de voorzieningenrechter in deze zaak is het beperken van het demonstratierecht van SOL gerechtvaardigd, aangezien het aanspreken van bezoeksters van de abortuskliniek op hun keuze gebruik te maken van de diensten van de kliniek, hen ‘onevenredig hindert in hun vrijheid ongestoord gebruik te maken van hun rechten uit de Wet afbreking zwangerschap’.3 Bovendien wordt dit aanspreken door bezoeksters als intimiderend ervaren.

Art. 2 Wom en het voorkomen van wanordelijkheden

Op grond van art. 5 lid 1 Wom kan een burgemeester beperkingen stellen aan het demonstreren op een openbare plaats. Naar art. 2 Wom kan de burgemeester de uitoefening van een demonstratie alleen beperken ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden. In het belang van het waarborgen van de vrijheid van betoging uit art. 9 Grondwet en art. 11 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (kort: EVRM) is de rechter vaak terughoudend in het toekennen van beperkingen van demonstraties. Zo dient de burgemeester in kwestie door te verwijzen naar ‘onweerlegbare feiten en gevolgtrekkingen’ de noodzaak tot het maken van een inbreuk op het betogingsrecht van art. 11 EVRM ‘boven redelijke twijfel’ aan te tonen.4 Maar waar ligt de grens bij betogingen rondom abortusklinieken? Daar lijkt geen eensgezindheid over te bestaan. Laten we de uitspraken van de voorzieningenrechters van juli 2020 en april 2021 eens naast elkaar leggen.

In juli 2020 oordeelde de voorzieningenrechter in een zaak tussen de Stichting Donum Domini en de burgemeester van Heemstede dat het aanspreken van bezoeksters van de Abortuskliniek Heemstede door vrijwilligers van die stichting niet onder het betogingsrecht viel. Het betrof volgens de voorzieningenrechter geen betoging, nu het persoonlijk aanspreken van een bezoekster van een abortuskliniek niet kan worden gezien als het agenderen van een maatschappelijk problemen. Daarnaast kon het ‘als onderdeel van een demonstratie gemeenschappelijk aanspreken van de bezoeksters op het individuele gebruik van de abortuskliniek’ worden gezien als een wanordelijkheid, nu het de bezoeksters onevenredig hinderde in hun vrijheid ongestoord gebruik te maken van hun rechten uit de Wet afbreking zwangerschap. Tevens ontving de gemeente Heemstede meldingen van zowel omwonenden als de abortuskliniek dat de wijze van demonstreren als ‘hinderlijk en intimiderend’ werd ervaren. Voorbeelden hiervan waren het direct aanspreken van voorbijgangers, bezoeksters en personeel van de kliniek en het hen daarbij in de handen drukken van folders.5 Bovendien oordeelde voorzieningenrechter dat een beperking op grond van de Wom gerechtvaardigd was, aangezien de stichting had aangegeven dat het overhalen van bezoeksters geen gebruik te maken van de diensten van de abortuskliniek, behoorde tot de doelen van de betoging.6

In de uitspraak van april 2021 kiest de voorzieningenrechter voor een andere toepassing van het demonstratierecht. Volgens de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland is er geen sprake van wanordelijkheden, omdat uit de betogingen geen incidenten naar voren zijn gekomen en er geen meldingen van overlast zijn ontvangen. Volgens de voorzieningenrechter blijkt dat de weigering een gesprek aan te gaan, wordt gehonoreerd door vrijwilligers van de stichting. Ook van het opdringen van een boodschap of het verhinderen van een ongestoorde toegang tot de kliniek door de stichting is volgens de rechter geen sprake.7 In dat kader zou een beperking op het betogingsrecht van SOL niet te verantwoorden zijn gezien de hoge eis van onweerlegbare feiten die boven elke redelijke twijfel verheven dienen te zijn. In deze zaak stelt de voorzieningenrechter dat dergelijke feiten niet aannemelijk zijn gemaakt.

Aanspreken is geen wanordelijkheid

Kort gezegd oordeelt de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland dat het aanspreken van bezoeksters van de abortuskliniek door demonstranten op zichzelf geen wanordelijkheid is. Wil er sprake zijn van een wanordelijkheid, dan dient een voorval meer te omvatten dan alleen het aanspreken van een bezoekster of het uitdelen van een flyer. Met de uitspraak van juli 2020 in het achterhoofd, is daarbij onder meer de manier van aanspreken van belang. Nu er geen recente jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (kort: ABRvS) op dit punt voorhanden is, zou een toekomstige hoger beroepszaak in dit kader mogelijk voor meer duidelijkheid kunnen zorgen.

Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat er niet snel sprake is van een wanordelijkheid. Roorda en Brouwer wijzen er bijvoorbeeld op dat dit criterium expliciet is gekozen aangezien het minder ruim is dan het criterium ‘ter handhaving van de openbare orde’.8 Ook constateren zij dat de term wanordelijkheden in de wetsgeschiedenis meestal wordt gereserveerd voor strafbaar gedrag.9 Van strafbaar gedrag lijkt in de zaak van april 2021 in elk geval geen sprake te zijn. Om wanordelijkheden te voorkomen kan een burgemeester wel zwaardere eisen stellen aan het demonstreren rondom een abortuskliniek, zo oordeelde de Limburgse rechter in 2019.10

Een veelgehoorde oplossing, ook in ons nationale parlement, is het op landelijk niveau instellen van bufferzones bij abortusklinieken.11 Een andere mogelijkheid is het oprekken van het wanordelijkhedenbegrip. In navolging van Roorda en Brouwer voel ik hier niets voor. Mijns inziens zou dat tot uitholling van het wanordelijkhedenbegrip leiden en demonstraties die anders zonder meer binnen art. 2 Wom zouden vallen, onnodig op de helling zetten. Met als nadelig gevolg dat de drempel voor demonstraties over precaire onderwerpen te hoog zal worden. Met Roorda en Brouwer, meen ik dan ook dat de oplossing kan worden gevonden in een zorgvuldige belangenafweging tussen botsende grondrechten, waarbij enerzijds de persoonlijke levenssfeer van bezoeksters van abortusklinieken, en anderzijds het demonstratierecht van anti-abortusdemonstranten gewaarborgd blijft.12 Hierbij zou als toetssteen in ieder geval moeten gelden dat de gang van bezoeksters naar een kliniek niet fysiek mag worden verhinderd door demonstranten. Daarbij wil ik opmerken dat zowel anti-abortusdemonstranten als bezoeksters van abortusklinieken gebaat zijn bij duidelijkheid rondom de rekbaarheid van het begrip (non-)verbale intimidatie. Een nadere precisering door de rechter van de ruimte tussen een rechtmatige uitoefening van het demonstratierecht van anti-abortusdemonstranten en (non-)verbale intimidatie zou dan zeer helpen.

 

Lorenz van der Ven is juridisch adviseur bij Haute Equipe Partners in Public

 

Afbeelding: pixabay

 

  1. Rb. Midden-Nederland (vzr.) 14 april 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:1436.
  2. Rb. Noord-Holland (vzr.) 21 juli 2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:5579.
  3. Rb. Noord-Holland (vzr.) 21 juli 2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:5579, r.o. 6.8.
  4. EHRM 10 april 2012, 34320/04, par. 89 (Hakobyan/Armenië).
  5. Rb. Noord-Holland (vzr.) 21 juli 2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:5579, r.o. 6.2.
  6. Rb. Noord-Holland (vzr.) 21 juli 2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:5579, r.o. 6.8.
  7. Rb. Midden-Nederland (vzr.) 14 april 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:1436, r.o. 17.
  8. B. Roorda en J.G. Brouwer, 'Demonstratievrijheid en bufferzones bij abortusklinieken (2)',  https://www.openbareorde.nl/tijdschrift/demonstratievrijheid-en-bufferzones-bij-abortusklinieken-deel-2/, 17 augustus 2020. Hierin wordt verwezen naar Kamerstukken II 1975/76, 13872, 4, p. 90; Kamerstukken II 1975/76, 13872, 7, p. 34; Kamerstukken II 1985/86, 19427, 3, p. 16; Kamerstukken II 1986/87, 19727, 5, p. 10.
  9. Zie hiervoor meer uitgebreid Rb. Den Haag 6 oktober 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:11985, AB 2017/25 m.nt. B. Roorda en J.G. Brouwer.
  10. Rb. Limburg (vzr.) 5 maart 2019, ECLI:NL:RBLIM:2019:2138, r.o. 17.
  11. Zie bijv. de vragen van Kamerlid Ploumen (PvdA), Aanhangsel Handelingen II 2019/20, 4078.
  12. B. Roorda en J.G. Brouwer, 'Demonstratievrijheid en bufferzones bij abortusklinieken (2)', https://www.openbareorde.nl/tijdschrift/demonstratievrijheid-en-bufferzones-bij-abortusklinieken-deel-2/, 17 augustus 2020.
Over de auteur(s)
Lorenz van der Ven
Juridisch adviseur bij Haute Equipe Partners in Public