
Compensatie. Daar ging het toch altijd om in personenschaderecht? Het klassieke schadevergoedingsdenken staat echter ter discussie. Juist bij personenschade heeft het aansprakelijkheidsrecht, in vergelijking met andere systemen (sociale zekerheid bijvoorbeeld), veel te bieden: getroffene heeft recht op volledige vergoeding van zijn vermogensschade en bovendien op smartengeld.
Tegelijkertijd gaat het laatste decennium veel aandacht uit naar emotionele behoeften van getroffenen: het gaat hen om meer dan geld alleen. In die lijn past de opmerkelijke, bijna ‘massieve’, belangstelling voor een nieuwe benadering waarin herstel voorop staat en vergoeding op de tweede plaats komt. Alle grote congressen over personenschade, georganiseerd door de Vereniging van Letselschadeadvocaten, het Personenschadeinstituut van Verzekeraars en De Letselschaderaad, staan dit jaar in dit teken.1 En ook de zojuist gepresenteerde preadviezen van de Vereniging voor Aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht stellen de vraag aan de orde of aan het front van begroting en vergoeding van personenschade fundamentele verandering aangewezen is.2 Volgens VU-hoogleraar Arno Akkermans schrijven we anno 2015 zelfs geschiedenis. Hij neemt een heuse paradigmashift waar: herstel is leidend, niet langer vergoeding. ‘Think rehab!’ en faciliteer herstel, is zijn devies.
In de klassieke benadering pogen we de benadeelde financieel ‘te brengen in de positie die hij zonder ongeval zou hebben gehad’. Daarbij heeft de praktijk een sterke voorkeur voor een afwikkeling in de vorm van een ‘som ineens’ waarbij in de toekomst te lijden schade reeds nu wordt vergoed. Om het verschil voor de benadeelde tussen de situatie ‘zonder ongeval’ en die ‘met’ te bepalen, brengen we twee lijnen in beeld. Uiteraard weten we niet wat de toekomst werkelijk zou hebben gebracht, maar daar slaan we een zoveel mogelijk beredeneerde slag naar. Uiteindelijk wordt het aldus gevonden financiële verschil gekapitaliseerd en in de vorm van een ‘som ineens’ aan het slachtoffer uitgekeerd. Bepalend voor deze ‘zak met geld’ is dus wat er zonder ongeval, ‘anders’ dus, van hem geworden zou zijn.
In de ‘rehab’-benadering komen we daar in zekere zin los van. In ieder geval wordt niet meteen ingezet op financiële vergoeding, maar primair op herstel in brede zin (fysiek, praktisch, psychologisch, emotioneel, sociaal). Inmiddels is een breed spectrum aan ‘herstelgerichte dienstverlening’ aan het ontstaan waarbij aan de ene kant ‘ontzorgen’ centraal staat (dienstverlener neemt regie van benadeelde over) en aan de andere kant ‘coaching’ waarbij juist het (aanpassings)vermogen van de benadeelde wordt benut. Vooral aan deze kant van het spectrum komen soms weinig conventionele benaderingen in beeld; het financieren
van een adempauze voor een zelfstandige bijvoorbeeld of het vergoeden van een cursus parachutespringen omdat dat is wat benadeelde heel graag wil. Ook aansprakelijkheidsverzekeraars zouden open staan voor zulke oplossingen, omdat zij kunnen bijdragen aan een (spoediger) terugkeer in de samenleving.
Een positieve grondhouding lijkt gerechtvaardigd, al was het maar omdat het wonderlijk zou zijn de voorkeur te geven aan vergoeding boven herstel. Ook dan zijn er genoeg vragen te stellen: is deze benadering over de gehele linie toepasbaar of heeft zij, zeker waar het om herstelcoaching gaat, niet vooral meerwaarde bij niet-objectiveerbare letsels? Is zij ook mogelijk wanneer slachtoffers er niet werkelijk voor openstaan? Lastig is de begrenzing omdat het houvast van het klassieke beoordelingskader (financiële verschil ‘met’ en ‘zonder ongeval’) ontbreekt. In plaats daarvan wordt in de herstelbenadering al snel de redelijkheid van allerlei keuzes van de benadeelde en hun financiële consequenties beslissend en dat is geen eenvoudige beoordeling al was het maar omdat de benadeelde een meerwaarde (bijvoorbeeld van parachutespringen) kan verwachten die anderen niet meteen hoeven te zien.
Van groot belang is in ieder geval dat hier voorzichtig wordt losgekomen van het idee dat het in het personenschaderecht enkel gaat om financiële ‘terugkeer in oude toestand’. Eenmaal op dit spoor rijst uiteindelijk de fundamentele vraag of we niet werkelijk afstand moeten gaan nemen van het ‘wat anders?’-denken en ons serieus moeten gaan richten op ‘wat nu?’. Of de gedroomde situatie zich werkelijk zou hebben voorgedaan zullen we nooit weten. Wat we wel zeker weten is dat zij in ieder geval ‘na ongeval’ niet meer te realiseren is. Waarom zouden we ons dan bij de afwikkeling toch op die situatie oriënteren? Waarom niet het vizier gericht op ‘wat nu’? De doctrine, zie ook genoemde VASR-preadviezen, beoordeelt zo’n perspectiefwijziging steeds vaker positief.3 Centraal staat dan zelfontplooiing in de ‘nieuwe’ toestand en daarmee het faciliteren en financieren van een nieuw leven. Natuurlijk is dat gemakkelijker gezegd dan gedaan, maar zonder precedent zitten we niet. Bij de zwaarst getroffen slachtoffers, diegenen die op zeer jonge leeftijd zo zwaar invalide raken dat zij een hoge graad van verzorging door anderen nodig hebben en nooit zullen kunnen werken, is al eerder gekozen voor een vergoeding die zich niet richt op verlies van verdienvermogen maar die het slachtoffer juist verzorging en verpleging op niveau garandeert en tevens de ruimte om zich binnen zijn beperkte mogelijkheden optimaal te ontplooien.4 De algemene schadebegrotingsbepaling (art. 6:97) laat ruimte voor deze benadering die wel degelijk ‘restoration’ is, maar een hele andere opdracht inhoudt dan de klassieke: het slachtoffer in staat stellen om zich ook in de nieuwe situatie zoveel mogelijk te ontplooien. Ik zie het voor me: een personenschaderecht dat slachtoffers laat loskomen van het verleden en juist toekomst geeft.5
Dit Vooraf is ook gepubliceerd in NJB 2015/2003, afl. 40
1. Zie Akkermans e.a., Je geld of je leven terug. Vergoeding in natura, LSA, Bju 2015, en voor de andere twee grote evenementen de verslagen in PIV-Bulletin 2015/2 en 2015/5.
2. Preadviezen van Loth en Beumers/Van Boom over de Maatmens-benadeelde, VASR, 2015.
3. Zie laatstelijk Van Dijck, NJB 2015/1787, afl. 36, p. 2530 e.v.
4. GEA Nederlandse Antillen NJ 1973, 314; Rb. Zwolle VR 1995, 203.
5. Psychologisch onderzoek onderstreept het belang van een toekomstgericht perspectief voor een optimaal herstel.