Verdeling van inkomsten­belasting- en toeslagendruk

Het betalen van inkomstenbelasting en het ontvangen van toeslagen gaat vrijwel eenieder die in Nederland woont of werkt draagkrachtafhankelijk aan. Desondanks weet bijna niemand hoe het inkomstenbelasting- en toeslagenstelsel (uit-)werkt. De zinsnede ‘bijna niemand’ moet in dit verband breed worden opgepakt, want ook de wetgever en de rechter hebben vaak geen volledig inzicht in de werking van het stelsel. Het inkomstenbelasting- en toeslagenstelsel wordt vaak omschreven als een ‘black box’. In het promotieonderzoek van Arthur van der Linden wordt de black box opengetrokken. Aan de hand van een door hem ontwikkeld microsimulatiemodel maakt hij inzichtelijk hoe de inkomstenbelasting en de toeslagen afzonderlijk bezien werken. Zo laat hij bijvoorbeeld zien dat een tweeschijvenstelsel in de inkomstenbelasting onder aan de streep niet bestaat. Alleen voor de allerhoogste inkomens is het uiteindelijke tarief dat iemand daadwerkelijk betaalt gelijk aan het schijftarief. Het hoogste marginale tarief, dat in 2024 gelijk is 56,01%, slaat bovendien niet direct neer bij de hoogste inkomens. Deze resultaten zijn het gevolg van de werking van inkomensafhankelijke heffingskortingen. Daarnaast wordt in het onderzoek ook de wisselwerking tussen de inkomstenbelasting, de toeslagen (en soms de sociale zekerheid), als gewichten op de verdeling in een waterbed, inzichtelijk gemaakt. De hoogte van het toetsingsinkomen en de vermogensgrenzen van toeslagen volgen bijvoorbeeld uit de Wet IB 2001. De ondernemersfaciliteiten en de hypotheekrenteaftrek verlagen daardoor het toetsingsinkomen van toeslagen. Dit kan ertoe leiden dat iemand met grondslagverminderende posten hogere toeslagen ontvangt. Verder heeft de verhouding tussen de marginale druk, de gemiddelde druk en het besteedbare inkomen belangrijke beleidsimplicaties voor de prikkel om (meer) te werken. Ook heeft diezelfde verhouding implicaties voor de beoordeling of er daadwerkelijk sprake is van een individuele en buitensporige last wanneer door een hoge marginale inkomstenbelasting- en toeslagendruk (bijna) niets overblijft van een bruto-inkomensverhoging vanwege hulpbehoevendheid. Uit het onderzoek blijkt daarnaast dat de verschuldigde inkomstenbelasting en de gerechtigdheid tot toeslagen van veel omstandigheden afhankelijk zijn. Die sterke afhankelijkheid van de situatie wordt vaak toegeschreven aan de gedachte dat de wetgever zo goed mogelijk wil inschatten hoe sterk iemands schouders zijn bij de draagkrachttoemeting. Gerichtheid betekent in dit verband volgens het IBO Toeslagen: ‘het nauwkeurig uitkeren, rekening houdend met veel verschillende omstandigheden en tegen zo laag mogelijke kosten.’ Het nauwkeurig uitkeren is volgens het Instituut voor Publieke Economie desondanks ook de resultante van het jarenlang intensief en gedetailleerd doorvoeren van aanpassingen in het inkomstenbelasting- en toeslagenstelsel om ‘perfecte koopkrachtplaatjes’ uit het CPB-model MIMOSI te laten rollen. Het nastreven van ‘perfecte koopkrachtplaatjes’ staat op gespannen voet met een stelselherziening.

Tot slot is het inzicht in de werking en de afwegingen van het belastingstelsel nodig om een scherp debat te kunnen voeren over de toekomst van het inkomstenbelasting- en toeslagenstelsel. Mede daardoor kan dit promotieonderzoek bijdragen aan de mate waarin een herziening van het vorenbedoelde stelsel kansrijk is. De wetgever hoeft dan niet meer te redeneren vanuit generieke beelden die conform de inzichten van dit promotieonderzoek niet altijd even accuraat of treffend zijn. 

Promotor: prof. dr. mr. Frank Pötgens, co-promotor: prof. mr. dr. Ronald Russo.

Arthur van der Linden
De verdeling van de marginale en gemiddelde inkomstenbelasting- en toeslagendruk

De dissertatie is beschikbaar gesteld via de repository van de VU.

Over de auteur(s)