
Toen JD Vance in februari de veiligheidsconferentie in München aangreep om de verhoudingen tussen de VS en Europa op scherp te zetten, had hij het over de ‘threat from within’. Europa zou bepaalde fundamentele rechten onvoldoende beschermen, met name de vrijheid van meningsuiting. Om zijn punt te maken, somde Vance verschillende gevallen op waarin Europa de uitingsvrijheid tekort zou hebben gedaan.
Europese factcheckers gingen meteen braaf aan de slag om de meeste voorbeelden van Vance als misleidend te bestempelen. Vance wond zich vooral op over maatregelen die het Verenigd Koninkrijk treft om pro-life demonstraties nabij abortusklinieken te beperken. Het gaat om wetgeving op grond waarvan het is verboden binnen 150 meter van een abortuskliniek bezoekers lastig te vallen met folders en foto’s van foetussen. Ook het in stilte bidden binnen de bufferzone zou een verboden activiteit zijn.
Met gevoel voor dramatiek besprak Vance in zijn toespraak het geval van een man die veroordeeld werd voor het bidden binnen de bufferzone bij een kliniek in Bournesmith. ‘A little over two years ago’, vertelde Vance zijn pakweg 100 toehoorders, ‘the British government charged Adam Smith-Connor, a 51-year-old physiotherapist and an army veteran, with the heinous crime of standing 50 meters from an abortion clinic and silently praying for three minutes — not obstructing anyone, not interacting with anyone, just silently praying on his own.’
De factcheckers waren er als de kippen bij om erop te wijzen dat Smith-Conner wist dat zijn gebed niet geoorloofd was, dat er bijna twee uur op hem was ingepraat tijdens het bidden en dat hij pas daarna een boete van £ 100 kreeg, die de activist weigerde te betalen.
Niettemin kan je een goede discussie hebben over de vraag of een dergelijke inperking van de vrijheid van meningsuiting en het demonstratierecht noodzakelijk is in een democratische samenleving. Dat vergt een afweging met het andere fundamentele recht dat hier in het geding is: de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de bezoekers van de abortusklinieken. Nederland kent geen regelgeving op dit gebied, maar in verschillende Europese landen bestaat die wel. Ook in de VS bestaan dit soort bufferzones. Het Hooggerechtshof weigerde eind februari nog twee verzoeken om te beoordelen of deze maatregelen in overeenstemming zijn de Amerikaanse First Amendment.
Wellicht was dat de ‘threat from within’ die Vance hoopte te kunnen bestrijden. Vance is fel gekant tegen abortus. De kosten van de procedure van Smith-Conner worden gefinancierd door een Amerikaanse conservatief-christelijke organisatie. Het zijn ook vaak Amerikaanse activisten die in Europa demonstreren bij abortusklinieken. Dat Vance voor de vrijheid van meningsuiting van deze pro-lifer opkomt, is een vorm van buitenlandse propaganda.
De vrijheid van meningsuiting die Vance zegt te verdedigen, wordt onder Trump in toenemende mate bedreigd. In maart arresteerde de Amerikaanse immigratiedienst een Palestijnse student die een sleutelrol speelde bij de demonstraties tegen Israël op de campus van Columbia University. Trump dreigde dat nog vele arrestaties zullen volgen om een einde te maken aan de volgens hem illegale protesten op de Amerikaanse universiteiten. Columbia werd vervolgens met $ 400 miljoen gekort op onderwijssubsidies, omdat het te weinig tegen antisemitisme zou hebben gedaan. Ook de decreten van Trump die een einde moeten maken aan de programma’s op het gebied van diversiteit en inclusiviteit, verhouden zich slecht tot de vrijheid van meningsuiting. Hetzelfde geldt voor de manier waarop Trump afrekent met advocatenkantoren die hij in het verleden tegenover zich vond in rechtszaken.
De inmenging van Vance met de Europese regulering van bufferzones bij abortusklinieken was ongepast. Een voorbeeld dat wellicht beter in zijn straatje had gepast, is de Europese blokkade van een aantal Russische propagandawebsites na de inval in Oekraïne.
Aan de Europese sanctieverordening voegde de Raad in 2022 een maatregel toe op grond waarvan internetproviders sites als Russia Today niet meer mogen doorgeven. Drie Nederlandse internetproviders vochten de maatregel aan bij het Gerecht, daarin gesteund door de Nederlandse Vereniging van Journalisten. Volgens de providers zou de maatregel de vrijheid van meningsuiting van artikel 11 Handvest onnodig beperken.
In zijn arrest van 26 maart 2025 wijst het Gerecht alle klachten af. Het valt op dat het daarbij blijft steken in algemeenheden. Tegenover de vrijheid van meningsuiting plaatst het Gerecht algemene belangen als de openbare orde en veiligheid van de EU. De vraag op welke wijze de propaganda van Rusland de openbare orde en veiligheid in de EU precies bedreigen, beantwoordt het Gerecht niet.
De internetproviders klagen er bijvoorbeeld over dat niet duidelijk is hoe de sites de feiten ernstig verdraaien en manipuleren en, als dat zo is, wat de gevolgen daarvan zijn voor de genoemde algemene belangen. Ook aan de omstandigheid dat de website van de krant Russia Today nog steeds overal in de EU toegankelijk is, ondanks de blokkade, gaat het Gerecht vrij eenvoudig voorbij.
Het EHRM toetst websiteblokkades in zijn jurisprudentie stringent aan de vrijheid van meningsuiting. Ook Rusland is daarbij dikwijls op de vingers getikt vanwege een schending van artikel 10 EVRM. Het EHRM wijst in deze zaken consequent op het belang van het internet om informatie toegankelijk te maken. Dit geldt niet alleen voor de inhoud van informatie, maar ook voor de middelen om die te verspreiden, zoals internetproviders die als ‘doorgeefluik’ van websites fungeren.
Wanneer wij onze digitale grenzen moeten gaan verdedigen tegen staatspropaganda van buitenlandse autocraten, geeft dat blijk van weinig vertrouwen in de kracht van ons interne debat. Juist in het huidige tijdsbestek waarin fundamentele rechten met voeten worden getreden, moeten we ons niet kwetsbaar maken voor het verwijt gemakzuchtig de vrijheid van meningsuiting te beknotten. Het geeft autoritaire regimes een vrijbrief hetzelfde te doen. In zoverre heeft Vance dus toch gelijk: soms zijn we onze eigen vijand.
Dit Vooraf is gepubliceerd in NJB 2025/749, afl. 14
Afbeelding: ©istock