The Mini-me’s

‘Hoger op de ladder, lagere straf’, kopte de Groene Amsterdammer op 9 oktober 2024 naar aanleiding van een onderzoek naar klassenjustitie dat Investico samen met NOS op 3 voor de Groene Amsterdammer deed. Laagopgeleiden met een migratieachtergrond worden vaker vervolgd dan personen die niet aan dat profiel voldoen. Als ze worden gedagvaard, worden ze vaker schuldig verklaard. Bij een veroordeling belanden ze bijna twee keer zo vaak in de gevangenis. Vooral opleiding blijkt belangrijk: hoe lager de opleiding, hoe groter de kans op gevangenisstraf.

Het artikel haalde die dag vrijwel alle nieuwsuitzendingen. Strafrechtadvocaten herkenden de bevindingen. Voor de magistratuur ligt dat – getuige het artikel – kennelijk anders, hetgeen doet vermoeden dat de terughoudendheid van advocaten om de magistratuur met daarop gebaseerde argumenten in de zittingszaal te confronteren niet uit de lucht gegrepen is. Een officier van justitie meldde ‘een beetje moe’ te worden van de vragen van Investico. Een ander dreigde handhavingsmaatregelen te ‘entameren’ als zijn of haar mailadres niet werd verwijderd. De Raad voor de rechtspraak adviseerde rechters tot tweemaal toe om niet mee te werken aan het onderzoek. Diverse rechters en officieren van justitie deden dat op eigen houtje wel, al was het in sommige gevallen maar om uit te leggen dat klassenjustitie niet bestaat. Straffen is maatwerk. Klassen of vooroordelen zijn daarbij irrelevant. Rechters kunnen daarvan prima abstraheren. Daar zijn het ten slotte rechters voor.

Is dat nieuws? Ja en nee. Exact 25 jaar geleden werd een WODC-rapport gepubliceerd naar ‘selectiviteit’ in de Nederlandse strafrechtketen, althans naar het empirisch onderzoek dat daarnaar werd gedaan.1 Dat onderzoek was toen al behoorlijk gedateerd (en nu nog veel gedateerder). Het onderzoek toonde aan dat in zeer veel gevallen sprake was van selectiviteit bij het nemen van de vervolgingsbeslissing: de kans op dagvaarding was groter voor verdachten met ‘geringe economische hulpbronnen’. Eenmaal gedagvaard hadden zij een verhoogde kans om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tegen zich te horen eisen: die straf kregen zij naar verhouding ook vaker opgelegd. Verdachten met (boven-)gemiddelde economische hulpbronnen hoorden daarentegen vaker zwaardere financiële sancties tegen zich eisen (en kregen die ook opgelegd), hetgeen door de onderzoekers destijds werd geduid als ‘omgekeerde selectiviteit’. Over de vraag hoe verontrustend selectiviteit in de strafrechtketen is lieten de onderzoekers zich niet uit, al schreven ze wel dat ook bij een relatieve interpretatie van het gelijkheidsbeginsel (gelijkheid in behandeling moet worden afgemeten aan de persoonlijke omstandigheden van de dader en niet aan het misdrijf) ‘rechtvaardigingsproblemen’ ontstaan. Recenter, in 2021, deed de Universiteit Utrecht een verkennend (kwalitatief) onderzoek naar klassenjustitie in Nederland, waarbij ook het perspectief van de kritische burger werd betrokken.2 De onderzoekers vonden verschillende aanwijzingen voor selectiviteit. Vaak is dat volgens de onderzoekers ‘onbewust en onbedoeld’. Illegitiem is die selectiviteit volgens de (professionele) respondenten niet altijd. Dat geldt bijvoorbeeld als bij personen met een baan geen gevangenisstraf wordt opgelegd: die lopen dan immers de kans om hun baan te verliezen. De kritische burgers waren een stuk minder genuanceerd. Zij zien een selectiviteit die uitmondt in ‘hoge heren’ die strafrechtelijk worden ontzien.3

In die zin is er, 25 jaar na het WODC-rapport uit 1999, niets nieuws onder de zon, al kun je je wel afvragen of ‘selectiviteit’ in de strafrechtsrechtspleging na al die jaren nog steeds als ‘onbedoeld en onbewust’ kan worden gekwalificeerd. Zo langzamerhand horen we beter te weten. Als magistraten geen klasse zien, dan komt dat omdat de wereld is geschapen naar hún evenbeeld. Dat evenbeeld drukt zich uit in dezelfde bewoordingen, bedient zich van dezelfde argumenten en hanteert eenzelfde soort verontschuldigingen voor strafrechtelijk (potentieel) laakbaar gedrag. Met die verdachte kun je praten: hij (en dat woord is hier niet noodzakelijk bedoeld als zijnde ‘genderneutraal’) spreekt dezelfde taal. Dat brengt ongelijkheid met zich. Die ‘relatieve’ ongelijkheid – de, volgens een rechter uit het Investico-onderzoek, minder ‘maatschappelijke inbedding’ – laat zich, zoals in het WODC-rapport uit 1999 al (summier) werd opgemerkt, niet rechtvaardigen.

Het meest oncomfortabele nieuws is dat ‘selectiviteit in de strafrechtsketen’ na al die jaren nog steeds geen onderwerp van gesprek is binnen de strafrechtsketen. Dat nog steeds wordt gedacht dat je door ervaring door klassen en vooroordelen kunt heen kijken. Dat – wederom – wordt gesuggereerd dat het probleem veeleer (of primair) zit in de wijze waarop wordt geselecteerd wie de strafrechtsketen ‘ingaat’ en de diverse capaciteitsproblemen die daarbij een rol spelen (en dat klassenjustitie nog verder onderzocht moet worden).4 Het zal best. Ongetwijfeld begint het daar, maar daar eindigt het niet. Misschien kunnen we eindelijk eens beginnen met handelen (of zo u wilt: maatregelen ‘entameren’) op basis van wat we weten, in plaats van verder onderzoek te doen naar wat we allemaal nog niet weten. Dan kan de uitkomst van dat verdere onderzoek naar klassenjustitie de komende jaren alleen maar (relatief) meevallen.

‘Everybody likes to stroke the mini-me’, legde een Engelse coach – met een verwijzing naar Austin Powers – mij jaren geleden uit over de essentie van partnerbenoemingen bij (grote tot middelgrote) advocatenkantoren. Het wordt tijd dat we collectief (ook) ‘anderen’ gaan aaien. Daar kan de wereld alleen maar beter van worden.

 

Dit Vooraf wordt gepubliceerd in NJB 2024/2319, afl. 35

 

Afbeelding: ©istock

 

Voetnoten

1 repository.wodc.nl/handle/20.500.12832/2633.

2 uu.nl/nieuws/klassenjustitie-in-nederland-vaak-onbewust-en-onbedoeld.

3 Ook uit andere onderzoeken blijkt selectiviteit, onder meer bij de straftoemeting. Zie nrc.nl/nieuws/2024/11/03/deed-de-rechtspraak-zn-witte-huiswerk-wel-a4871653.

4 nrc.nl/nieuws/2024/10/18/klassenjustitie-moet-nog-verder-onderzocht-worden-a4869866.

 

Over de auteur(s)
Petra van Kampen
Petra van Kampen is hoogleraar strafrechtspraktijk aan de Universiteit Utrecht en redacteur van het Nederlands Juristenblad