The culture of control

Kan het recht ons redden in tijden van crises en rampen? Kan het ons daarvoor behoeden? De komende week vergadert de NJV over deze vragen en het ‘crisisbeheersende’ vermogen van het recht. Het thema kan niet los worden gezien van de veel bredere roep om veiligheid in de samenleving, die de politieke arena al sinds enige tijd domineert.

Het sterkste manifesteert zich dit op het gebied van het strafrecht, waar we een enorme uitbreiding aan strafbaarstellingen hebben gezien die hand in hand zijn gegaan met uitbreiding van opsporingsbevoegdheden. Vragen over de effectiviteit en proportionaliteit hiervan worden in het allesoverheersende streven naar meer veiligheid, nauwelijks serieus genomen. Wat het rechtsgehalte van de in de slipstream van wetgevende daadkracht tot stand gekomen regelgeving is, schuift daardoor naar de achtergrond. Voor een meer analytische beschouwing van de manier waarop tegenwoordig wordt omgegaan met criminaliteit en onveiligheid kan inspiratie worden gezocht in The Culture of Control (2001) van de Britse socioloog en criminoloog David Garland. Hij beschrijft hoe sinds de jaren 80 van de vorige eeuw fundamentele veranderingen hebben plaatsgevonden in onze samenleving. In de jaren 50 tot 70 stond resocialisatie voorop, moesten straffen met het oog hierop vooral nuttig en zinvol zijn en was er veel aandacht voor de rechtspositie van verdachten en gevangenen. Die uitgangspunten hebben plaatsgemaakt voor ‘de cultuur van controle’. Dit paradigma is door een samenstel van elkaar versterkende factoren ontstaan: een verloren geloof in resocialisatie, de rol van emoties in de politieke besluitvorming waardoor rationele afwegingen van argumenten het onderspit delven, het toenemende belang dat wordt gehecht aan de positie van het slachtoffer, een veranderende attitude ten opzichte van straffen die gericht moeten zijn op genoegdoening aan het slachtoffer en op beveiliging van de samenleving, de sterke politisering van het strafrecht die gepaard gaat met populisme en de bureaucratisering van de bij de strafrechtspleging betrokken instituties waarin het behalen van targets een doel op zichzelf is geworden. Dat alles gaat gepaard met een continue crisissfeer die in stand wordt gehouden door het samenspel van media en politiek, waarbij incidenten worden uitvergroot om uitbreiding van bevoegdheden snel en zonder veel kritiek te kunnen doorvoeren. Het resultaat is een culture of control waarbij alle mogelijke middelen worden ingezet om alle mogelijke risico’s in te perken. Er is steeds minder plaats voor tolerantie en vertrouwen en kansarmen worden buitengesloten. Het klinkt allemaal bekend in de oren.

Volgens Garland kunnen deze ontwikkelingen worden verklaard doordat overheden noodgedwongen hebben moeten erkennen dat het criminaliteitsniveau in een open, complexe en welvarende samenleving hoog is en zal blijven en dat de mogelijkheden die de overheid heeft om de criminaliteit het hoofd te bieden beperkt zijn. Dat heeft geleid tot twee enigszins tegenstrijdige beleidsstrategieën. Aan de ene kant past de overheid zich met een zeker pragmatisme aan de realiteit aan, door het beleid vooral te richten op het beheersen, dus niet meer uitbannen, van criminaliteit. In dat verband wordt ook gezocht naar buiten het strafrecht gelegen middelen van criminaliteitsbeheersing. Denk aan het bestuursrecht, het instellen van controle organen en preventieve strategieën waarin instellingen en bedrijven worden betrokken bij het bestrijden van criminaliteit. Bij die strategie zijn vooral de mensen die in de praktijk van de criminaliteitsbeheersing werken, betrokken; die weten en zien wat er gebeurt en kun je wat dat betreft niets wijs maken. De andere meer op het publiek gerichte benadering is het gewoonweg ontkennen dat de overheid de criminaliteit niet in de greep kan krijgen, waarbij de problemen vooral als capaciteitsvraagstuk worden benaderd. Met méér daadkracht, méér cellen en méér politie wordt het grote publiek bezworen dat het tij zal keren. En als dat niet meteen lukt, komt dat doordat er nog niet genoeg in is geïnvesteerd. Deze strategie wordt gevoed door een ‘politiek van angst’ die maakt dat overal risicoanalyses of risicoprofielen voor worden opgemaakt die ook te maken hebben met de opkomst van de risicosamenleving. Garland schreef dit vóór ‘9/11’, maar zijn analyse van de algemene veiligheidsbehoefte die in onze samenleving rondwaart is nog steeds treffend. Het tweeslachtige daaraan is dat we van de ene kant zelf verantwoordelijk willen zijn voor de keuzes die we maken, terwijl aan de andere kant ons bestaan beheerst wordt door bedreigingen die we niet in de hand hebben, zoals ecologische rampen, virussen, nucleaire catastrofes waardoor er een collectieve veiligheidsobsessie ontstaat waaraan tegemoet moet worden gekomen door weer nieuwe beheersingssystemen en controlemechanismen, extra verzekeringen, meer cameratoezicht en ga zo maar door, terwijl het een illusie is dat we ons leven zo kunnen beheersen.  

Het zou al een hele stap zijn als we zouden onderkennen, de politiek en beleidsmakers voorop, dat de overheid niet volledig aan die veiligheidsbehoefte tegemoet kan komen, althans niet zonder het inleveren van veel vrijheid, waar we toch ook aan hechten. En dat we met een repressieve strafrechtelijke aanpak altijd achter de feiten aan blijven hobbelen, omdat criminaliteit een maatschappelijk probleem is dat niet alleen door de overheid kan worden bedwongen. Daarbij moeten we ons dringend bezinnen over waar de grenzen van het recht liggen en ons afvragen of de angst voor mogelijke gevaren wel bezworen wordt door het nemen van veiligheidsmaatregelen, of deze juist aanwakkert. Een schreeuw op de dam leidt al tot een hysterische reactie. Het is een illusie dat we met het strafrecht bedreigingen kunnen beheersen of terrorisme zouden kunnen voorkómen. “We kunnen mensen niet arresteren om de kleren die ze dragen” antwoordde Donner een Amerikaanse journalist die veronderstelde dat de moord op Van Gogh voorkomen had kunnen worden als de politie gebruik had gemaakt van alle informatie die in haar bezit was. Laten we dat zo houden. De prijs van vrijheid is nu eenmaal een bepaalde mate van onveiligheid en soms zullen we ons moeten schikken in het lot.


Dit Vooraf is verschenen in NJB 2014/1088, afl. 22, p. 1467.


Bron afbeelding: venturegalleries.com

Over de auteur(s)
Author picture
Taru Spronken
A-G bij de Hoge Raad