Teeven: een politieke Houdini? Avonturen rond de levenslange vrijheidsstraf

Erich Weiss, beter bekend als Houdini, slaagde erin zich uit zelfgecreëerde netelige situaties te bevrijden. De vraag doet zich voor of ook de huidige Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, mr. F. Teeven, daartoe in staat zal blijken te zijn. Daarvoor is in dit geval slechts politieke in plaats van fysieke lenigheid van node. Dat pleit in het voordeel van de staatssecretaris. Maar is de ‘act’ überhaupt uitvoerbaar?

Want ofwel buigt Teeven door zijn beleid voor levenslanggestraften drastisch aan te passen. In dat geval haalt hij zich de toorn van een deel van zijn kiezerspopulatie op de hals. Ofwel hij doet dat niet, met als gevolg dat hij in toenemende mate hardhandig door rechterlijke colleges op de vingers wordt getikt.

Sinds 2005 heeft het departement dat waakt over ons aller veiligheid als mantra gekozen ‘levenslang is levenslang’. Dit rigide uitgangspunt blijkt onverenigbaar met artikel 3 EVRM. Dat is inmiddels door een recente reeks van arresten van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, te beginnen met Vinter c.s. vs. Verenigd Koninkrijk, vast komen te staan.1 Ook aan een levenslanggestrafte mag van meet af aan enig perspectief op invrijheidsstelling niet worden onthouden. Een levenslanggestrafte moet in dat kader bovendien weten wat hij moet doen of nalaten om zijn kansen op invrijheidsstelling op de lange termijn te vergroten. Teeven zegt dat Nederland aan de door het Hof uitgezette lijn voldoet, doordat altijd gratie kan worden gevraagd, waardoor er toch enig perspectief bestaat. Ook al wordt het altijd afgewezen, met als uitzondering dat iemand letterlijk op sterven na dood is.

Niet alleen de jurisprudentie van het EHRM zit Teeven als een graat in de keel, ook heeft hij van doen met vervelende (want voor de positie van levenslanggestraften positieve) adviezen en uitspraken van het Hof Den Haag, van het Adviescollege verloftoetsing tbs (Avt),2 en last but not least zeer recentelijk van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdhulpverlening (RSJ). De beroepscommissie uit die RSJ heeft zich over de opvattingen van Teeven in ongebruikelijk scherpe bewoordingen uitgelaten, door op te merken dat men van die opvattingen uitdrukkelijk afstand neemt wegens strijdigheid met Europeesrechtelijke jurisprudentie.3

Ten aanzien van één van de twee langst zittende levenslanggestraften, die ter behandeling in een tbs-kliniek is geplaatst, heeft de bewindspersoon zich genoodzaakt gezien adviezen in te winnen van het Avt. Daartoe werd hij gedwongen door een arrest gewezen door het Hof Den Haag, dat later werd bekrachtigd door de Hoge Raad.4 De adviezen van het Avt waren onveranderlijk positief. Even onveranderlijk heeft de staatssecretaris ‘contrair’ beslist. De laatste contraire beslissing van 20 mei 2014 heeft de rechterlijke toets niet kunnen doorstaan, zoals blijkt uit een op 10 juli 2014 door de Haagse voorzieningenrechter gewezen vonnis.5 De Staat werd bij dat vonnis opgedragen een machtiging onbegeleid verlof voor onbepaalde duur aan de kliniek te verstrekken. Los van deze tegenslag zit het Teeven ook niet mee waar het betreft de voorlopige adviezen van het Hof Den Haag in een tweetal gratieprocedures van levenslanggestraften.6 In één van die zaken heeft een tot dan toe ongekende ontwikkeling plaatsgevonden: met koninklijke machtiging is een gratieverzoek afgewezen terwijl het gerecht dat in laatste feitelijke instantie de straf had opgelegd, hier dus het Hof Den Haag, nog niet in de gelegenheid was gesteld tot een definitief advies te geraken. Dit levert een schending op van artikel 4 Gratiewet dat advisering van het gerecht verplicht stelt, waarmee de delictsinhoud van artikel 355 Wetboek van Strafrecht (ambtsmisdrijf) lijkt te zijn vervuld.8’ 9

In het andere voorlopig advies van het Hof Den Haag adviseerde het hof onbegeleid verlof te laten praktiseren, over de resultaten waarvan zou moeten worden gerapporteerd. Daaraan voegde het hof toe dat het de handelwijze van de staat jegens de betrokken levenslanggestrafte ‘niet behoorlijk’ acht.

Dat onbegeleid verlof is inmiddels mogelijk gemaakt, waarvoor echter - zoals hierboven al bleek - rechterlijke tussenkomst noodzakelijk was.

En nu wordt het écht moeilijk. Het ligt in de lijn van de verwachting dat het Hof Den Haag in positieve zin zal adviseren op het voorliggende gratieverzoek, althans als wordt aangenomen dat het onbegeleid verlof, evenals voorheen het begeleide verlof, incidentloos zal verlopen. En wat dan? Is het denkbaar dat Teeven dan zal afwijken van de ingesleten gewoonte om adviezen naast zich neer
te leggen? Is het denkbaar dat Teeven een voordracht zal doen aan de Koning - want gratieverlening blijft immers een prerogatief van de Kroon - om een levenslanggestrafte gratie te verlenen? De politieke lenigheid die noodzakelijk is voor het volvoeren van een dergelijke ‘act’ is zelfs voor Teeven naar verwachting te veel gevraagd.

Hierdoor wordt duidelijk dat deze materie eigenlijk niet zo geschikt is voor politieke ambtsdragers. Beter ware het om beslissingen in het kader van de tenuitvoerlegging van langdurige vrijheidsstraffen te laten nemen door rechterlijke colleges. Dat wordt ook al sedert jaar en dag bepleit door het Forum Levenslang. Dat haalt de politieke druk van de ketel, er zit dan wat meer lijn in, er is minder risico op verdragsschending, en het maakt het voor populistisch aangelegde politici mogelijk om de zwarte piet - als deze uitdrukking nog mag worden gebezigd - steeds bij de rechterlijke macht te leggen.

Mr. R. Wybenga is advocaat bij Wybenga advocaten te Rotterdam.


Deze opinie is ook gepubliceerd in NJB 2014/1630, afl. 31.


Bron afbeelding: shutterstock.com

 

1. EHRM (GK) 9 juli 2013 (Vinter e.a. vs. VK), appl. nrs. 66069/09, 130/10; EHRM 18 maart 2014, (Öcalan vs. Turkije), appl. nrs. 24069/03, 197/04, 6201/06 en 10464/07; EHRM 20 mei 2014 (Magyar vs. Hongarije), appl. nr. 73593/10; EHRM 8 juli 2014 (Harakchiev en Tolumov vs. Bulgarije),
appl. nrs. 15018/11 en 61199/12.
2. Het Adviescollege verloftoetsing tbs is ingesteld ter toetsing van machtigingsaanvragen van Forensische Psychiatrische Centra; de procedure aan de hand waarvan die toetsing geschiedt staat beschreven in de Verlofregeling TBS, voluit genaamd ‘Regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 24 december 2010, nr. 5679537/10/DJI, houdende regels over de
verlening van een machtiging tot verlof aan het hoofd van de inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden’.
3. Uitspraak d.d. 21 augustus 2014 van de Beroepscommissie uit de RSJ, zaaknr. 14/1296/GA, te raadplegen via de digitale databank jurisprudentie van de RSJ.
4. HR 14 oktober 2013, NJ 2013/58 m.nt. P.A.M. Mevis, waaruit tevens het arrest van het Hof is te kennen.
5. Vonnis d.d. 20 mei 2014 van de Voorzieningenrechter Rechtbank ’s-Gravenhage, ECLI:NL:RBDHA:2014:8409.
6. Het gaat hier in wezen niet om voorlopige adviezen, maar om verzoeken van het adviserende rechterlijk college om nadere inlichtingen te verkrijgen opdat mede op basis van die nadere inlichtingen een verantwoord gratieadvies zal kunnen worden gegeven.
7. Dergelijke beslissingen en adviezen worden niet gepubliceerd; de hier aan de orde zijnde negatieve beslissing op het gratierekest dateert van 10 juni 2014, het voorlopig advies van het Gerechtshof ’s-Gravenhage dateert van 18 oktober 2013. De handelwijze van de Staat is inmiddels ter toetsing voorgelegd aan de Voorzieningenrechter Rechtbank ’s-Gravenhage; vonnis wordt verwacht op 18 september 2014.
8. Het is, los van het in de vorige noot genoemde aspect van formele aard, zeer opvallend dat de staatssecretaris niet langer het uitgangspunt lijkt te eerbiedigen dat bij de beslissing met betrekking tot gratieverlening het advies van het adviserend gerecht ‘als regel’ leidend is. Dat was een decennium geleden nog wel het geval, blijkens uitlatingen van de toenmalige Minister van Justitie (Aanhangsel Handelingen II 2003/04, 1972, antwoord vraag 6 en zijn opvattingen zoals weergegeven in een rapport van de Nationale ombudsman (Rapport NO 2005/233 onder I ‘Bevindingen’).

 

Over de auteur(s)