Stimulering en facilitering van burgerinitiatieven door de overheid

Bij derde generatie burgerparticipatie krijgen burgers de ruimte om (mede)verantwoordelijkheid te dragen voor de uitvoering van publieke taken. Er zijn door het hele land projecten te vinden waarin burgers actief zijn om zo hun steentje bij te dragen aan de oplossing, bestrijding of voorkoming van een probleem waaraan zij een maatschappelijke waarde toekennen Zij nemen bijvoorbeeld het groenonderhoud of welzijnswerk in de buurt in eigen hand, of richten zorgcoöperaties op. Wanneer burgers zich inzetten voor een taak of belang waarmee zij een bijdrage willen leveren aan de (lokale) samenleving, wordt dit een burgerinitiatief genoemd. Burgers die zich uit eigen beweging willen inzetten voor maatschappelijke vraagstukken kunnen op de algemene instemming en steun van (lokale) overheden rekenen. Het zijn namelijk ook vraagstukken waar de overheid haar steentje aan wil bijdragen. Overheden zoeken daarom naar vormen om dit soort burgerinitiatieven te faciliteren en ondersteunen. De gedachte hierbij is dat het initiatief van de burgers moet blijven en niet door de overheid moet worden overgenomen, of moet worden gesmoord in juridische procedures en regels. In de praktijk blijkt het echter lastig om burgerinitiatieven te ondersteunen; initiatiefnemers en ambtenaren lopen tegen de nodige (juridische) knelpunten aan. Onderzoek wees uit dat deze knelpunten niet in een wettelijke regeling kunnen worden weggenomen. In plaats daarvan werd het dienstbaarheidsbeginsel als oplossing1srichting genoemd. Onlangs is voorgesteld om een dergelijk beginsel op te nemen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Uit het feit dat burgers initiatieven ontplooien, zij daarbij de nodige knelpunten ervaren en de overheid hen graag wil faciliteren en ondersteunen, volgt de volgende centrale onderzoeksvraag:
‘In hoeverre kan een dienstbaarheidsbeginsel in de Awb bijdragen aan het verminderen van de (juridische) knelpunten die burgerinitiatieven ervaren en hoe zou dit beginsel daartoe in de context van burgerinitiatieven kunnen worden ingevuld?’ In het proefschrift van Esmée Driessen staat steeds een knelpunt centraal. Onderzocht wordt wat het knelpunt inhoudt, hoe het relevante juridische kader eruitziet, welke oplossingen er binnen dit juridisch kader al mogelijk zijn en of deze oplossingen ook werkbaar zijn voor initiatiefnemers en de hen faciliterende overheden. Omdat de voorgestelde oplossingen die in het proefschrift worden besproken, op enige manier tegemoetkomen aan de knelpunten zoals die door burgerinitiatieven worden ervaren kan het eerste deel van de centrale onderzoeksvraag positief worden beantwoord. De volgende vraag is hoe de uitwerking van dit beginsel vorm kan krijgen in de context van burgerinitiatieven. De voor gestelde oplossingen laten zien dat het verstrekken van extra informatie de knelpunten niet zal verminderen. Een invulling van het dienstbaarheidsbeginsel langs deze lijnen ligt dan ook niet voor de hand. Wel zijn goede resultaten te verwachten van aanpassingen die ervoor zorgen dat initiatiefnemers en overheden beter gebruik kunnen maken van de mogelijkheden die de wet al biedt (de zogenaamde interface-aanpak). De grootste vooruitgang kan echter worden geboekt wanneer de overheid haar eigen praktijken, processen en kaders aanpast. In het proefschrift komen verschillende manieren voorbij waarop dit kan worden gedaan.


Driessen promoveerde op 18 juni 2024 aan de Universiteit Leiden.
Promotores: prof. mr. Geerten Boogaard en prof. mr. drs. Willemien den Ouden.

Esmée Driessen
Stimulering en facilitering van burgerinitiatieven door de overheid. Over de invulling van de ‘dienende overheid’ bij derde generatie burgerparticipatie


Boom juridisch 2024, 333 p., € 49,90
ISBN 978 90 4730 223 0

Over de auteur(s)