Staatsveiligheid dwingt Tweede Kamer tot aanpassing Reglement van Orde

In het belang van de staatsveiligheid moet de integriteit van de leden van de commissie voor de Inlichtingenen Veiligheidsdiensten en hun onafhankelijkheid van buitenlandse veiligheidsdiensten boven alle twijfel verheven zijn. Op grond van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer zijn de fractievoorzitters van de vijf grootste partijen lid van de commissie. Maar is iedereen die eventueel in aanmerking zou komen na volgende verkiezingen wel even goed te vertrouwen?

In artikel 22 van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal is de samenstelling geregeld van de parlementaire commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CIVD). De instelling in 1952 van de eerste commissie heeft achter de schermen de nodige voeten in de aarde gehad. Als leden werden uiteindelijk de voorzitters aangewezen van de vijf grootste fracties onder bepaling dat als de CPN ooit zo groot zou worden haar voorzitter die toegang niet zou krijgen. Eerst bij ministerieel besluit van 16 maart 1982 is de CPN aangemerkt als een partij gelijk aan alle andere partijen. Nadat vanaf 2003 de CIVD voor alle fractievoorzitters open had gestaan werd in 2017 op voorstel van de VVD de toegang weer beperkt tot de fractievoorzitters van de vijf grootste partijen, eventueel uit te breiden met nog twee leden. Hoewel commissievoorzitter Halbe Zijlstra formeel aangegeven had dat de beperking niets te maken had met het willen weren van een specifieke partij, had hij eerder op 13 september 2016 in het programma Pauw wel verklaard tegenstander te zijn van het toelaten tot de commissie van het parlementslid T. Kuzu.

Wat van de werkelijke motieven om de toegang te beperken ook zij, vaststaat dat artikel 22 van het Reglement van Orde in haar huidige vorm bepaalt dat de fractievoorzitters van de vijf grootste partijen van rechtswege lid worden van de commissie. Dus zonder dat de mogelijkheid bestaat om in een voorkomend geval een fractievoorzitter uit de top vijf te weigeren op grond van over de integriteit van zijn of haar persoon gerezen twijfels. Gezien de staatsveiligheid is evenwel duidelijk – het loopt als een rode draad door de parlementaire geschiedenis heen – dat de integriteit van alle leden van de commissie en hun onafhankelijkheid van buitenlandse veiligheidsdiensten boven alle twijfel verheven dient te zijn. Voor meer informatie over onder andere de geschiedenis en het functioneren van de CIVD verwijzen wij naar het artikel ‘Parlementaire controle op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten in Nederland’ van mr. drs. R.H.T. Jansen, verschenen in RM Themis 2019, afl. 5, en voorts naar de publicatie van C.W. Hijzen, getiteld ‘Vijandbeelden: de veiligheidsdiensten en de democratie, 1912-1992’.1

Door meerdere onthullingen over de persoon van de fractievoorzitter van de partij Forum voor Democratie, de heer T. Baudet, hebben wij over het door hem voldoen aan voormelde voorwaarden grote twijfels gekregen. Wij zijn ons, in het licht van de reële kans dat zijn partij na volgende verkiezingen tot de vijf grootste partijen zal behoren, zorgen gaan maken over de staatsveiligheid. Wij hebben daarom op 22 april 2020 de Voorzitter van de Tweede Kamer aangeschreven met het verzoek om aanpassing van artikel 22 van het Reglement van Orde binnen haar presidium en bij de Tweede Kamer op de agenda te zetten. Wij bepleiten een aanvullende bepaling in artikel 22 die inhoudt dat fractievoorzitters niet meer qualitate qua lid worden en dat Kamerleden die aangeven toe te willen treden tot de CIVD eerst aan een onderzoek onderworpen worden en dat bij gerezen twijfels over hun betrouwbaarheid in voormelde zin hen het lidmaatschap van de CIVD geweigerd wordt, met de eventuele mogelijkheid van beroep op de Tweede Kamer.

De onthullingen in de media die de aanleiding zijn voor dit verzoek zijn de volgende.

De oproep van Baudet in het programma Op 1 om als regering te werken met smeergelden, een opmerking die ook presentator Tijs van den Brink opviel (uitzending 7 april 2020).

Als tweede onthulling noemen wij de rustig en doordacht gepresenteerde stellingname van Baudet dat hij er geen enkel probleem in ziet dat een organisatie die tracht om middels een referendum de wettelijke goedkeuring tegen te gaan van een door Nederland gesloten geopolitiek verdrag, betaald wordt door het Kremlin. Aldus het laatste deel van zijn antwoord op de hem door interviewer Rutger Castricum op de man af gestelde vraag of de organisatie Geen Peil voor haar werkzaamheden gericht op het tegenhouden van de goedkeuring van het door de Europese Unie in 2014 met Oekraïne gesloten verdrag ‘door Poetin was betaald?’ (uitzending Powned 21 januari 2016).

De derde onthulling betreft de door senator Henk Otten via een uitzending van Zembla naar buiten gebrachte informatie en zorgen over een al lange tijd van het Kremlin, via een zekere John Laughland, naar Baudet lopende lijn. Uit meerdere bronnen komt naar voren dat deze Laughland, die directeur is geweest van ‘The Institute of Democracy and Cooperation’, een door Poetin persoonlijk aangeprezen met Russisch geld opgerichte denktank, er soms zeer enge en altijd pro-Russische opvattingen op nahoudt, en dat hij, door Baudet publiekelijk aangemerkt als dé partij-ideoloog van Forum voor Democratie, regelmatig verschijnt op Russia tv, een Engelstalig propagandakanaal van het Kremlin.

De tot slot misschien wel meest verontrustende onthulling is die over de van het Kremlin via Vladimir Kornilov naar Baudet lopende lijn en de zeer professionele manier waarop Baudet op 22 juli 2016 via deze lijn een interviewer van het programma Een Vandaag en de kijkers op een wel héél vérgaande wijze heeft misleid. Over zowel de rol van de Russische geheime dienst als die van de Oekraïense geheime dienst in de periode van het in 2016 gehouden referendum over het tussen de EU en Oekraïne gesloten verdrag. ‘Het was niet Rusland’, zo liet Baudet, zonder met zijn ogen te knipperen, de interviewer en de kijkers weten, ‘maar Oekraïne dat met inzet van 50 trollen, fulltime werkzaam op het Rokin in Amsterdam, geprobeerd heeft om het referendum te manipuleren’. Ongeveer anderhalf uur vóór de start van de uitzending stelde Otten Baudet de vraag die de interviewer vergeten had hem te stellen. Otten vroeg hem op 22 juli 2016 om 16:29 uur per app: ‘Kun je dat wel hardmaken van die 50 man op Rokin’. Baudet antwoordde onverwijld per app: ‘Nee’. Gevolgd door een app twee minuten later: ‘Info komt van Kornilov’. Gevolgd door een app 21 minuten later: ‘We gaan er gewoon totaal niet meer op in, laten het dood vallen. Media strategie van Trump.’

Kornilov is een in het Pentagon bekende persoon over wie veel bekend is door gehackte mails, een door het Kremlin op het hoogste niveau gelauwerde ‘invloedrijke Rus die werkt voor Poetin’, zoals Baudet eerder intern had geappt. Allemaal na te zien in de uitzending van Zembla van 16 april 2020, inclusief de door Kornilov uit handen van Sergej Lavrov, Minister van Buitenlandse Zaken van Rusland, ontvangen onderscheiding.

Op ons verzoek tot wijziging van artikel 22 van het Reglement van Orde hebben wij op het moment van het schrijven van deze opinie twee reacties ontvangen.

De eerste reactie is van senator Henk Otten. Hij laat weten onze zorgen en ons verzoek geheel te onderschrijven, en geeft aan dat juist de lijnen naar het Kremlin voor hem dé aanleiding zijn geweest om te besluiten via Zembla het publiek voor Baudet en zijn Russische connectie te waarschuwen. Hij geeft ook aan zich achteraf de vraag gesteld te hebben of het geen fout van hem is geweest om niet eerder op te stappen en Baudet in het zadel te helpen.

De tweede reactie is van senator Paul Cliteur die onze zorgen in feite alleen maar bevestigt en nog verder vergroot. Hij betwist niet de door ons in onze brief aan de Kamervoorzitter concreet beschreven lijnen die er lopen naar het Kremlin, maar doet deze af als niet meer relevant en waarschuwt voor risico’s uit andere hoeken van de wereld. Wij citeren wat Cliteur schrijft: ‘China is een uitdaging nu die groter is dan die van het Kremlin. Denk ook aan de uitdagingen van landen in het Midden-Oosten die veel verder gaande infiltraties plegen in de democratische rechtsorde dan het Kremlin hier kan doen. Denk ook aan landen als Turkije’. Kort erna stuurt Cliteur er nog een tweede reactie achteraan met als bijlage een nieuw boek van zijn hand, getiteld ‘Theoterrorism v. Freedom of Speech’, en verzoekt om daarop te reageren. De reactie achten wij illustratief voor wat er volgens ons steeds vaker gebeurt. Namelijk communicatie eenzijdig afbreken of gewoon niet aangaan, overstappen op een ander onderwerp. ‘We gaan er gewoon totaal niet meer op in, laten het dood vallen. Media strategie van Trump.’, aldus eerder ook al Cliteurs pupil Baudet in zijn hiervoor aangehaalde app aan Henk Otten. Al met al waar het ons verzoek betreft om een aanpassing van artikel 22 van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer helaas nu ook van de kant van de leermeester een reactie beneden Amsterdams peil.

 

Deze Opinie is verschenen in NJB 2020/1319, afl. 21. Mr. H. Sarolea is advocaat te Amsterdam. R.W. Weemhoff is filosoof en acteur.

 

Foto: een van de ongeveer 35.000 NAP-peilmerken die Rijkswaterstaat door heel Nederland heeft (bron:  https://www.waterforum.net/rijkswaterstaat-viert-200-jaar-nap/).

 

  1. https://openaccess.leidenuniv.nl/handle/1887/4427