Risicoprofilering

In het proefschrift van Sascha van Schendel is de regulering van risicoprofilering, gebruikt door politie en justitie, getoetst aan het Europese gegevensbeschermingsrecht, het Europese non-discriminatierecht en het Nederlandse strafprocesrecht. Hoewel elk van deze regelgevingskaders belangrijke waarborgen biedt en elk regelgevingskader zijn eigen rol speelt bij het creëren van grondrechtelijke bescherming tegen negatieve effecten van risicoprofilering voor degenen die eraan worden onderworpen, zijn er ook problemen in elk van de kaders bij het bieden van deze bescherming en problemen die duidelijk worden wanneer de kaders in samenspel worden bekeken. De meest prominente problemen zijn:

Ten eerste, de verwevenheid van de reikwijdte van de Europese wetgeving inzake gegevensbescherming met het concept van persoonsgegevens. Persoonsgegevens zijn sterk gericht op het individu, terwijl bij profileringspraktijken de nadruk ligt op de groepsdimensie door individuen te zien als onderdeel van een groep of door te vertrouwen op geaggregeerde of groepsgegevens, of zelfs niet-persoonsgegevens. Deze beperking is nog duidelijker te zien in de reikwijdte van bescherming tegen profilering en geautomatiseerde besluitvorming die is gekoppeld aan individuele besluitvorming in plaats van het gehele proces van profilering. Een verwante blinde vlek is die van de contextualiteit, waar de wetgeving geen aandacht besteedt aan het feit dat gegevens of hulpmiddelen voor het opstellen van profielen vaak afkomstig zijn uit heel andere contexten of gegevens van andere personen dan degene waarop het profiel wordt toegepast. Een laatste punt van onduidelijkheid is de status van het profiel zelf onder de gegevensbeschermingswetgeving.

Ten tweede, als we kijken naar de Europese non-discriminatiewetgeving, wordt de reikwijdte van dit systeem in twijfel getrokken omdat het betrekking heeft op categorieën van beschermde kenmerken die moeilijk te handhaven zijn met activiteiten op het gebied van risicoprofilering. Enerzijds omdat het opstellen van risicoprofielen een ondoorzichtig en complex proces is waardoor het moeilijk kan zijn om te bepalen welke kenmerken in de analyse worden gebruikt of waardoor het onderscheid tussen beschermde kenmerken vervaagt of intersectionele discriminatie kan ontstaan. Aan de andere kant introduceert risicoprofilering ook nieuwe kenmerken die relevant kunnen zijn bij discriminerende behandeling, bijvoorbeeld omdat het om nieuwe kwetsbaarheden gaat. Daarnaast creëert het opstellen van risicoprofielen een spanning in de rol van statistieken en in objectiviteit. Aan de ene kant zijn statistieken noodzakelijke gegevens in non-discriminatiezaken om discriminerende behandeling te bewijzen, terwijl aan de andere kant statistieken worden gebruikt in het profileringsproces om patronen te extraheren en schattingen te maken en wordt ernaar verwezen als objectieve onderbouwing om indirecte discriminatie te rechtvaardigen.

Ten derde is het, als we kijken naar het Nederlandse strafprocesrecht, onduidelijk in hoeverre de verschillende activiteiten op het gebied van risicoprofilering binnen de reikwijdte van het strafrechtelijk onderzoek en de daarmee samenhangende waarborgen vallen en in hoeverre sommige activiteiten op het gebied van gegevensverzameling of -analyse vallen onder specifieke rechtsgrondslagen in het strafprocesrecht of onder de algemene politiebevoegdheid. Verder zijn er onduidelijkheden in de regulering van de gegevensanalyse, vooral wanneer het Wetboek van Strafvordering naast het wetgevingskader voor de verwerking van politiële en justitiële gegevens wordt gelegd. Daarnaast leidt de verschuiving die we zien binnen risicoprofilering van reactief politiewerk naar preventief en voorspellend risicogericht politiewerk tot spanningen met het strafprocesrecht, bijvoorbeeld als het gaat om kwesties van proportionaliteit en het concept van een vermoeden van redelijke verdenking. Tot slot heeft het opstellen van risicoprofielen, als we buiten het strafrechtelijk onderzoek kijken, ook gevolgen voor het recht op een eerlijk proces waar het wettelijk kader mee worstelt.

Het proefschrift stelt aanbevelingen voor in vier categorieën van oplossingen om conflicten of onduidelijkheid te verminderen. Deze categorieën zijn: betere regulering van toezicht, regulering van contextualiteit, regulering van gegevensanalyse, en regulering van profilering breder dan het individuele belang.

Van Schendel hoopt op 15 maart 2024 te promoveren aan de Tilburg University.

Promotores: prof. dr. Eleni Kosta en prof. dr. Bert-Jaap Koops.

Sascha van Schendel
Regulating risk profiling by law enforcement: a task for data protection law, non-discrimination law and criminal procedural law

Proefschrift in het Engels. Proefschrift-AIO
ISBN 978 94 93353 55 8. Het proefschrift is beschikbaar via het Tilburg University repository (na afloop van een embargoperiode).

Over de auteur(s)