Breed uitgemeten in de media of stilletjes op de achtergrond: vele wetenschappers in het juridisch domein doen moeite om hun kennis te delen met politici, beleidsmakers, de rechterlijke macht of andere partijen. Impact maken, heet dat tegenwoordig.
Vergeleken met vele andere disciplines zijn we als rechtswetenschappen goed zichtbaar in de samenleving. De belangstelling die er in het wetenschappelijk juridisch domein van oudsher is om dienstbaar te zijn aan de publieke zaak (nevenfuncties als rechter-plaatsvervanger, het lidmaatschap van (staats)commissies), draagt daar zeker aan bij. Toch stel ik mij soms de vraag naar de effectiviteit van al die impact-activiteiten. Vorig jaar verscheen de bundel Wetenschap met de ramen wijd open met tien lessen van hoogleraren uit de sociale en geesteswetenschappen ‘voor wie impact wil maken’.1 Lessen heb ik in het onderstaande niet. Wel wat gedachten – vooralsnog redelijk vaag – over ‘impact maken met rechtswetenschappen’.
Ten eerste: wat precies beogen we als we onze wetenschappelijke kennis met de buitenwereld delen? Hebben we voldoende scherp met welk oogmerk we een onderzoeksrapport opstellen, een signaal richting de wetgever afgeven of een andere interventie doen? Om een paar – nogal verschillende – opties te noemen: gaat het ‘slechts’ om het ontsluiten van kennis of nieuwe wetenschappelijke inzichten? Of willen we de relevantie dan wel urgentie van een bepaald juridisch probleem benadrukken, de (on-)bedoelde gevolgen van een bepaald beleid inzichtelijk maken of een nieuw perspectief rondom een (juridisch) controversieel onderwerp uitdragen? En: maakt het verschil of het onderzoek niet meer beoogd te doen dan het redelijk neutraal schetsen van mogelijke opties of juist wetenschappelijk beargumenteerd een specifieke voorkeur voor een beleidsrichting beoogt te geven? Wil de boodschap in de samenleving ‘landen’ en tegelijkertijd wetenschappelijk solide zijn, dan dienen argumentatie, methode, noodzakelijke onderbouwing maar ook de bewoordingen waarin we de boodschap formuleren toegesneden te zijn op de beoogde interventie.
Ten tweede: het is mijn stellige overtuiging dat de effectiviteit van de interventie er bij gebaat is als we ons meer verplaatsen in de context van de andere kant, de wereld van degenen tot wie wij ons richten. Dat betekent: meer begrip hebben van de maatschappelijke en beleidscontext, en soms de politieke dynamiek waarin de boodschap terecht komt. Het betekent ook: erkennen dat meer belangen spelen en dat politici en beleidsmakers nu eenmaal afwegingen en keuzen moeten maken. De wetgever kan niet, zoals een wetenschapper, eindeloos blijven wikken en wegen, maar moet een knoop doorhakken. Met begrip hebben en erkennen bedoel ik niet dat wetenschappers in de realiteit van de adressaat van de boodschap mee moeten gaan. In tegendeel. Maar moeite doen om deze realiteit te begrijpen is een stap die we wel, veel meer dan nu, moeten zetten. Meer een insider willen zijn, maar met (ook) extern inzicht. En dat valt zeker met wetenschappelijke onafhankelijkheid te rijmen. Maar dan moeten we wel stevig in onze schoenen staan. Want veilig zal het voor de wetenschapper die meer probeert te doen dan roepen vanaf de zijlijn lang niet altijd zijn. Er wordt soms (al dan niet politieke) druk uitgeoefend, het resultaat op basis waarvan beleidskeuzen gemaakt kunnen worden, dient er vandaag in plaats van morgen te zijn, onaangenaam is de aandacht op sociale media en zelfs zijn er bedreigingen. Daarmee omgaan vraagt om specifieke competenties. Competenties die onderwerp zouden moeten zijn van een voor iedere naar buiten tredende wetenschapper beschikbare training.
Dat brengt me bij een derde punt. De pandemie maakte duidelijk dat talloze ongemakkelijke vragen opdoemen als de maatschappelijk relevantie van wetenschappelijke kennis volop in de schijnwerpers staat (zoals in de discussie over gezondheidseffecten van een nieuw vaccin maar ook de rechtmatigheid van vrijheidsbeperkende maatregelen). Vragen die raken aan wetenschappelijke onafhankelijkheid en de vrijheid van individuele wetenschappers. Politiek, beleid en samenleving vonden het maar wat lastig dat wetenschappers onderling niet op een lijn zaten. Met als resultaat dat individuele wetenschappers in de media tegen elkaar uit werden gespeeld en aan de waarde en zin van wetenschap werden getwijfeld. In de bèta- en medische wetenschappen wordt inmiddels volop gediscussieerd over het belang van wetenschappelijke consensus. In de rechtswetenschappen staat dat belang minder prominent op de voorgrond: juristen leven nu eenmaal van debat. Toch, op enig moment heeft de samenleving niet langer een boodschap aan talloze individuele wetenschappers, incluis rechtswetenschappers, met even zovele inzichten, allemaal gebaseerd op hun eigen particuliere wetenschappelijke onderzoek.
En de discussie over wetenschappelijke consensus agendeert nog een andere vraag, namelijk of de academische gemeenschap die tot consensus komt wel een voldoende afspiegeling van de samenleving is (ras, gender, leeftijd, spreiding over de wereld, etc.). In een recente (11 mei 2023) column, getiteld ‘It matters who does science’, waarschuwde editor-in-Chief van Science Holden Thorp dat een ‘monolithic group of scientists will bring many of the same preconceived notions of their work’ en onderstreepte het belang voor de academie van inzet op ‘building a workforce that reflects the public it serves’.
Wetenschappelijk onderzoek inzetten voor de samenleving staat volop in de belangstelling. Wat worden we als wetenschappelijke juristen geacht te doen? Als rechtswetenschappen onderscheiden we ons immers van andere disciplines. We zijn veelal normatief en maatschappij-ordenend bezig. Het gaat ons niet om een zoektocht naar objectieve feiten maar naar maatschappelijk aanvaardbare en handhaafbare regels om bepaalde ontwikkelingen of specifiek gedrag te beteugelen. We leven van debat. Et cetera. Toch, wat we met andere disciplines wel degelijk gemeen hebben is de opdracht om ‘impact maken’ wat meer te doordenken dan we nu veelal doen.
Dit Vooraf wordt gepubliceerd in NJB 2023/1394, afl. 20
Afbeelding: Pixabay
Voetnoot