Rechters in gevangenschap

Murat Arslan is een Turkse rechter die de Václav Havel Human Rights Prize 2017 kreeg van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa. Sinds oktober 2016 is hij gedetineerd, verdacht van lidmaatschap van een terroristische organisatie, de FETÖ/PDY hier bekend als de Gülenbeweging. Met hem zitten er nog tussen de 800 en 1200 rechters gevangen, velen in afschuwelijke omstandigheden.

Zo verbleef Neslihan Ekinci, het eerste vrouwelijke lid van de Turkse Raad voor de Rechtspraak (HSYK), van 18 juli 2016 tot mei 2018 in eenzame opsluiting; ze lijdt nu aan ernstige psychische problemen. Waarnemers van Rechters voor Rechters waren afgelopen april ook bij het proces tegen Mehmet Tank, voormalig vicepresident van de International Association of Judges. In de veronderstelling dat over de eventuele vrijlating uit de voorlopige hechtenis beslist zou worden, waren zij ontsteld toen de rechters na een pauze van tien minuten uitspraak deden: acht jaar en vier maanden gevangenisstraf. Drie rechters, collega’s van me, in een land waar sinds de zomer van 2016 meer dan 4400 rechters en officieren van justitie zijn ontslagen.

Lange tijd is ervan uitgegaan dat de bedreigingen van de onafhankelijkheid van de rechtspraak gezocht moeten worden in de hoek van autoritaire regimes die ondemocratisch of zelfs gewapenderhand in het zadel zijn gekomen en gebleven. Inmiddels zijn niet alleen in Turkije, maar ook in Rusland, Hongarije, India en de Filipijnen leiders met meer of minder autoritaire trekken door democratische verkiezingen aan de macht gekomen. Sommigen voegen aan dit lijstje ook de Verenigde Staten toe.1 Het zijn leiders die anders dan bijvoorbeeld Hitler en Mussolini zich niet van het begin af aan tegen de liberaal-democratische beginselen keerden en die dat ook niet, zoals de Chinese autoriteiten, op fundamentele gronden doen. Maar op enig moment veranderen de leiders van deze ‘illiberal democracies’ de democratische regels van het spel, weigeren ze hun opponenten serieus te nemen, beperken ze vrijheden van burgers en koketteren ze met geweld. En hun relatie met universiteiten, media en rechtspraak is minst genomen kwetsbaar.

In het verleden werd een rechter zelden gevangen gezet, hooguit werd de top van de rechterlijke macht vervangen; zelfs in Nazi-Duitsland kwamen rechters die zich tegen de Nazipolitiek keerden ervan af met een lichte reprimande of werden ze met pensioen gestuurd.2 Dat hing ermee samen dat ook autoritaire leiders hun heerschappij structureren door het recht. ‘Rule by law’ is goed voor de internationale reputatie, veel zaken zijn niet erg politiek van aard en het regime kan lagere ambtenaren controleren. Zelfs staatsterreur – gewelddaden tegen opposanten e.d. – kan door het recht soms een schijn van legitimiteit krijgen, al was het maar doordat veroordeling ervan achterwege blijft.

Daardoor zaten de rechters van autoritaire staten wel met het probleem van de vuile handen. Hoever moesten ze gaan bij het naleven van de regels die het regime stelt, bijvoorbeeld met het oog op de staatsveiligheid? Doorgaans voerden ze hun ambacht gewoon uit, sommigen met meer en anderen met minder enthousiasme voor het regime.

Roland Freisler betoonde zich zo’n bevooroordeelde Nazi-rechter dat Goebbels filmopnamen van een van zijn zittingen niet voor propagandadoeleinden geschikt achtte. Braziliaanse rechters hebben daarentegen tijdens het militaire regime (1964-1985) wel op juridische gronden – vooral door strikte uitleg – regels van het regime ongeldig verklaard, relatief veel vrijspraken gegeven en lage straffen.

Met het probleem van de vuile handen zitten de collega’s in de ‘illiberal democracies’ nog steeds. Het opwerpen van juridische bezwaren is misschien gemakkelijker geworden, nu bijna overal de mensenrechten een positiefrechtelijke betekenis hebben gekregen, terwijl rechters zich ook kunnen beroepen op internationale opvattingen over de kwaliteit van de rechtspraak, zoals bijvoorbeeld neergelegd in de Bangalore Principles.

Maar rechters kunnen tegenwoordig ook zelf doelwit van het regime worden, zo leert onder meer de situatie in Turkije. Dat roept de vraag op of de nu bestaande regionale mensenrechtenhoven hen te hulp moeten komen. Een belangrijke kwestie is dan of klachten kunnen worden behandeld van ontslagen of gedetineerde rechters voordat de nationale rechtsmiddelen zijn uitgeput. Tijdens een recente conferentie over Judicial independence under threat? in Straatsburg kreeg ik de indruk dat het EHRM daar vooralsnog niet aan wil, al heeft een individuele rechter in geval van ontslag uiteraard recht op toegang tot een onafhankelijk tribunaal en kan de onafhankelijkheid van de rechtspraak ook in het kader van de vrijheid van meningsuiting van een rechter van belang zijn. Als argument hoorde ik de vraag op welke feiten het impliciet negatieve oordeel over de nog zittende rechters zou moeten worden gebaseerd. En of dan niet (anders dan naar geldend recht) rechtens wordt aanvaard dat rechters zelf – in plaats van de burgers van het land – een beroep kunnen doen op het recht op onafhankelijke rechtspraak.

In een ander deel van de wereld liet het met het EHRM vergelijkbare regionale mensenrechtenhof, het Inter-Amerikaanse Hof, zich door deze vragen niet weerhouden in zaken tegen Peru (1997), Venezuela (2003) en Ecuador (2007), waarin het steeds ging om een groot aantal ontslagen rechters. Het recente voorbeeld van het voortvarende optreden van het Europese Hof van Justitie met betrekking tot Poolse rechtspraak, toont ook aan dat dergelijk optreden van een bovennationaal gerecht vruchten kan afwerpen. Ook omdat een te zware last zou komen te liggen op de nog zittende Turkse rechters om zonder internationale steun de waarden van de rechtsstaat hoog te houden, denk ik dat deze benaderingen navolging verdienen (ondanks de mogelijke politieke gevolgen ervan). Het enkele aantal gedetineerde rechters is een zodanig intimiderend gegeven dat noodmaatregelen ter bescherming van de rechterlijke onafhankelijkheid in Turkije niet achterwege kunnen blijven. Murat Arslan zal het daarmee eens zijn.


PS: Op 18 januari j.l. is Murat Arslan tot tien jaar gevangenisstraf veroordeeld wegens lidmaatschap van een gewapende terroristische organisatie, de Gulenbeweging. Hij is veroordeeld door een zetel die het beroep op ontbreken van onpartijdigheid van zichzelf heeft verworpen. Na de tussenbeslissing dienaangaande hebben de raadslieden de verdediging neergelegd. De zetel achtte het vervolgens niet nodig nieuwe raadslieden aan te wijzen en sprak de veroordeling uit zonder motivering en zonder aanhalen van bewijs. Murat Arslan hield een indrukwekkende speech waarin hij de volgende generatie juristen opriep zich in te zetten voor de Rule of Law.   

 

  1. C. Thomas, De autoritaire verleiding, Atlas Contact 2018; S. Levitsky & D. Ziblatt, How Democracies Die, Penguin 2018.
  2. H.P. Graver, Judges Against Justice, Springer 2015.

 

Afbeelding: Pixabay

Over de auteur(s)
Author picture
Ybo Buruma
Raadsheer in de Hoge Raad