We schrijven zomer 2024. Een uitzonderlijk (?) nat jaar ligt achter ons. Nog geen drie jaar geleden werden Duitsland, België en Zuid-Nederland getroffen door een, voor zomerse begrippen althans, ongekende wateroverlast. Waar veel Belgen profiteerden van een op Franse leest geschoeide verzekeringsoplossing (verplichte dekking tegen een premieopslag op een vrijwillig afgesloten opstalverzekering), lag bij ons de nadruk op een overheidstegemoetkoming op basis van de Wet tegemoetkoming schade bij rampen.
Deze Wts is, anders dan de naam doet vermoeden, tot nu toe alleen bij wateroverlast en overstromingen toegepast en dat heeft alles te maken met de toepassingsvoorwaarden, waarvan onverzekerbaarheid van de schade eigenlijk de belangrijkste is. Om verschillende redenen – druk verminderen op overheidsmiddelen, vooraf meer duidelijkheid creëren voor potentiële gedupeerden (benutten Wts vergt politieke besluitvorming en leidt ook niet tot volledige vergoeding) – wordt ingezet op verbetering van de verzekerbaarheid.
In de afgelopen decennia is daarbij meermaals een model voorbijgekomen naar Frans (en Belgisch) voorbeeld waarin wordt aangeknoopt bij de wijdverbreide (belangrijk voor het volume) vrijwillig afgesloten opstalverzekeringen: iedereen die een opstalverzekering afsluit, krijgt tegen een verplichte premieopslag ook dekking voor natuurrampen zoals een overstroming. Dit model was vóór 2021 al diverse keren in het overleg tussen overheid en verzekeraars aan de orde geweest. Hoewel de overheid steevast stelde zich sterk te willen maken voor verbetering van de verzekerbaarheid, stond de politieke waan van de dag uiteindelijk steeds aan invoering van het Franse model in de weg. Er was altijd wel een zwaarder wegend argument tegen. Nu eens waren dat de gevolgen van invoering (beperking vrije consumentenkeuze, lastenverzwaring), dan weer werd in twijfel getrokken of sprake was van een maatschappelijke behoefte of werd juist betoogd dat beter zou kunnen worden afgewacht hoe de verzekeringsmarkt zich zelfstandig zou ontwikkelen (Crisis, rampen en recht, NJV 2014, p. 160 e.v.).
Op dat vlak is ook zeker vooruitgang geboekt. De situatie voor particulieren en bedrijfsleven is gunstiger dan 15-20 jaar geleden. Schade door overstromingen van regionale waterkeringen (die beschermen tegen binnenwater uit meren, kleine rivieren, kanalen, beken en geulen) is inmiddels mede onder druk van de gebeurtenissen in 2021 redelijkerwijs verzekerbaar. Onderzoek van het Verbond van Verzekeraars leert dat in 2023 ruim 90% van de particuliere huishoudens hiervoor verzekerd is. Voor de zakelijke markt is er meer variatie in verzekeringsproducten waarbij verzekerden dit risico bewust kunnen uitsluiten van dekking. Ca. 75% van het MKB zou verzekerd zijn en een nog lager percentage van de grootzakelijke partijen. De schade na overstromingen van primaire keringen (grote rivieren en de zee) was en is echter onverzekerbaar. Dat heeft diverse oorzaken. Verzekeraars zien zich geconfronteerd met een beperkte vraag, terwijl zij juist ‘volume’ nodig hebben om een reëel product te kunnen aanbieden. Behalve onderschatting van het risico is ook de charity hazard in het geding: de verwachting dat de overheid toch wel bijspringt als het misgaat. Daarom komt ook in Frankrijk en België overheidsinterventie in beeld.
De wateroverlast van 2021 gaf een nieuwe impuls aan het debat (NJB 2021/2349). De verzekeringsoplossing kwam nadrukkelijk in beeld. De verzekeraars toonden zich graag bereid samen met de overheid in een publiek/private samenwerkingsvorm naar Frans voorbeeld als risicodragers aan de slag te gaan. Dat gaf hoop. Op 18 juni jl. heeft het demissionaire kabinet in een brief aan de Tweede Kamer echter laten weten besloten te hebben om schade na overstromingen van primaire keringen niet door middel van een publiek-private verzekeringsconstructie verzekerbaar te maken. Het is niet dat het kabinet geen oog heeft voor de voordelen (grotere zekerheid voor gedupeerden dan bij Wts, hogere vergoeding mogelijk dan in Wts en lagere uitvoeringskosten), maar voor hem wegen de nadelen van een publiek-private samenwerking zwaarder: kleine kans op overstroming, maar dan wel zeer grote schades en daardoor relatief hoge premies. Volgens het Verbond van Verzekeraars zou sprake zijn van een maandelijkse lastenverzwaring van minimaal € 3 bij een koopwoning en € 1 bij huur.
De geschiedenis herhaalt zich dus: ook deze keer wegen tegenargumenten, anders dan in ons omringende landen, politiek kennelijk zwaarder. Daarmee zetten we de praktijk waarin de overheid de beurs trekt in het kader van de Wts als zich onverhoopt een overstroming voordoet, dus voort. Een sterk staaltje van path dependency.
Helemaal waar is dit niet. Het kabinet ziet namelijk wel een rol weggelegd voor verzekeraars bij toepassing van de Wts. Het wil profiteren van de expertise en infrastructuur van verzekeraars bij het onderzoeken en uitbetalen van een claim. In de één-loket-gedachte spreekt de gedupeerde na een overstroming zijn eigen verzekeraar aan. Deze zoekt vervolgens voor hem uit of hij conform de polisvoorwaarden enig recht kan doen gelden jegens de verzekeraar, maar ook of daarbuiten eventueel recht op een Wts-uitkering bestaat. In beide gevallen is de verzekeraar dus ook betaalloket.
Ik zeg niet dat gedupeerden geen baat hebben bij deze loketfunctie van de verzekeraars. Ik vraag me wel af wie hier nu gek is. Terwijl risico dragen het vak van verzekeraars is, trekt de overheid dat volledig naar zich toe om vervolgens de verzekeraars tegen een vergoeding (voor niets gaat alleen de zon op) in te huren om als Wts-loket op te treden en daarbij dus andermans geld uit te delen. Dit Sinterklaas-model is niet alleen een vreemde eend in de Europese bijt; het heeft ook zijn bezwaren: het bevordert de ontwikkeling van nieuwe verzekeringsproducten niet, versterkt de charity hazard en bestendigt de rechtsonzekerheid (komt er een overheidstegemoetkoming; hoe hoog zal zij zijn?). Is niet veelzeggend dat Duitsland, recentelijk opnieuw getroffen door overstromingen, zijn heil juist wel lijkt te zoeken in een verzekeringsoplossing?
Dit Vooraf is gepubliceerd in NJB 2024/1477, afl. 24
Afbeelding: Pixabay