Opsluiten en straffen in coronatijden

De ‘anderhalvemetersamenleving’ is inmiddels flink op weg om onze nieuwe realiteit te worden. Waar de meesten van ons - zij het met tegenzin - enigszins gewend raken aan de coronamaatregelen, gaat ook het normale leven zoveel mogelijk verder. Zo ook de Nederlandse strafrechtspraak: met videoverbinding en al worden zo goed en zo kwaad als het gaat de (zeer) urgente zaken behandeld.1 Een hoge prioriteit wordt daarbij gegeven aan ‘corona-misdrijven’, die met een lik-op-stukbeleid aangepakt worden. Zo kan een ‘coronahoester’ voor de strafrechter gebracht worden wegens een bedreiging met zware mishandeling, wat qua ernst gelijkgesteld wordt met een bedreiging door het tonen van een mes.2

De impact van het coronavirus wordt in de verschillende fasen van het strafproces gevoeld en meegewogen. Maar tussen de voorfase en de berechtingsfase is een opvallend verschil te zien in de manier waarop de gevaren van corona de rechterlijke beslissing beïnvloeden. Waar het gaat om de vraag of een verdachte in vrijheid zijn zitting af mag wachten, en de voorlopige hechtenis dus geschorst zal worden, erkent de rechter dat detentie door de coronacrisis meer belastend kan zijn en wordt de gezondheidstoestand van verdachte en diens naasten expliciet meegenomen in de beoordeling.3 Net als in het alledaagse leven, zijn ook in de penitentiaire inrichtingen coronamaatregelen getroffen.4 Het blijft echter de vraag in hoeverre de gezondheid tijdens de corona-crisis binnen de inrichting te garanderen valt.5 In de voorfase, waarin de verdachte voor onschuldig moet worden gehouden totdat het tegendeel bewezen is, wordt dat gegeven duidelijk zwaarwegend geacht. Zo is de rechtbank al overgegaan tot schorsing van de voorlopige hechtenis wegens de aantoonbare kwetsbare gezondheid van de verdachte of diens ouders.6

Waar het echter gaat om de vraag welke straf de dader van een corona-misdrijf bij een veroordeling verdient, lijkt de rechter de gevaren van corona juist in het nadeel van verdachte mee te wegen. De normale richtlijnen voor de rechtspraak volstaan volgens de rechter bij de bestraffing van een corona-misdrijf niet. De uitzonderlijke situatie zou vragen om zwaardere straffen, waarin het bedreigende karakter van het corona-misdrijf en de daardoor ontstane  maatschappelijke onrust tot uitdrukking komt. Zo veroordeelde het hof Den Bosch op 20 april 2020 een ‘coronaspuger’ tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden. Volgens de normaal geldende richtlijnen (LOVS) zou normaliter een taakstraf van 60 tot 180 uur uitgangspunt zijn. Het doel van die straf ziet het hof in het afgeven van een signaal aan verdachte en meer in het bijzonder aan de samenleving; dit gedrag wordt niet geaccepteerd.7

De rechter lijkt aan de ene kant te zeggen dat de huidige omstandigheden vragen om meer consideratie bij de beoordeling van het individuele geval waar het om een schorsing van de voorlopige hechtenis gaat, terwijl diezelfde rechter aan de andere kant spreekt van de huidige omstandigheden als aanleiding om bij een veroordeling zwaarder te straffen. Paradoxaal genoeg mag de verdachte vanwege het coronavirus dus eerder zijn proces in vrijheid afwachten, terwijl datzelfde coronavirus bij de bestraffing van corona-misdrijven tot aanzienlijk zwaardere straffen leidt. Toch zijn de detentieomstandigheden in beide gevallen hetzelfde en gezien de coronamaatregelen in de PI momenteel zelfs extra zwaar.8

De normaal geldende richtlijnen worden aan de kant geschoven en de rechter vindt het voor de hand liggend om bij corona-misdrijven zwaarder te straffen, omdat “op dit moment de maatschappij wel wat anders aan haar hoofd heeft”.9 Heeft de maatschappij in normale tijden dan wel tijd en ruimte voor criminaliteit? De coronacrisis lijkt te worden aangegrepen als verantwoording van stevig straffen in het kader van het signaal naar de maatschappij. Maar die verzwaarde last moet nog altijd slechts door één iemand worden gedragen. Moet de generale preventie koste wat kost prevaleren, ook als het ten koste gaat van het individu?

Wat ons betreft moet de waarschuwing van de Rechtbank Rotterdam ter harte worden genomen: de coronacrisis mag niet leiden tot een te algemene ophoging van de straf.10 Oók niet vanuit het oogpunt van een strafdoel als generale preventie. De manier waarop de coronacrisis wordt meegewogen bij de beslissing omtrent de voorlopige hechtenis kan misschien als voorbeeld dienen voor een sanctieoplegging die ook recht doet aan het individu en niet hoofdzakelijk aan de maatschappij.

 

De auteurs zijn lid van de Stichting Mens en Strafrecht en schreven dit stuk uit dien hoofde.  

 

Afbeelding: www.pixabay.com

 

  1. https://www.rechtspraak.nl/coronavirus-%28COVID-19%29/Paginas/COVID-19-Algemene-regeling-zaaksbehandeling-Rechtspraak.aspx#urgentezaken
  2. Rb Den Haag 20 maart 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:2766.
  3. Rb Noord-Holland 19 maart 2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:2101; Rb Noord-Holland 19 maart 2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:2102.
  4. Brief Tweede Kamer Stand van zaken coronamaatregelen tenuitvoerlegging straffen en maatregelen, d.d. 1 april 2020.
  5. Zie bijvoorbeeld: https://www.rtlnieuws.nl/entertainment/misdaad/artikel/5088071/negen-tbsers-en-gevangenen-geveld-door-coronavirus
  6. Rb Noord-Holland 19 maart 2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:2101; Rb Noord-Holland 19 maart 2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:2102.
  7. Hof ’s-Hertogenbosch 20 april 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1393.
  8. Brief Tweede Kamer Stand van zaken coronamaatregelen tenuitvoerlegging straffen en maatregelen, d.d. 1 april 2020. Zie ook: Trouw, d.d. 28.04.2020, ‘Leert corona ons dat gevangen zitten écht een straf is?’.
  9. Rb Rotterdam 30 maart 2020, ECLI:NL:RBROT:2020:2696.
  10. Rb Rotterdam 30 maart 2020, ECLI:NL:RBROT:2020:2696.