Hazing (Engels), banjer of doop (Vlaams), Schikane of Mobbing (Duits), novatada (Spaans), bizutage (Frans), ontgroening is een wijdverbreid fenomeen. En het is niet van gisteren; Wikipedia signaleert een treffend citaat van Johannes Cassianus uit zijn boek Institutiones van circa 415 na Christus: ‘Vernedering en onderwerping (…), op de knieën werpen voor alle broeders die voorbij gaan, stelselmatig worden afgewezen en misprezen, overladen worden met beledigingen (…), overal toestemming voor moeten vragen, zelfs voor de stoelgang (…), nooit de uitvoerbaarheid van opdrachten ter discussie mogen stellen, zelfs niet van onuitvoerbare opdrachten.’1
Aan deze voorbeelden kunnen nog vele andere worden toegevoegd: slaapdeprivatie, urenlang een bepaalde houding moeten aannemen en aanhouden, gedwongen eten van insecten, vissen, afval of kots, jezelf dagen- of zelfs wekenlang niet mogen wassen, tijgeren door afval, om maar wat te noemen, het is allemaal de dagelijkse praktijk van (ook) de Nederlandse ontgroening die ieder jaar opnieuw bij studenten plaatsvindt. Niet zelden loopt het verder uit de hand, ook bij dispuuts- of huisontgroeningen (waarop weinig of minder toezicht bestaat), en leidt ontgroening tot doden of (zwaar)gewonden. In 2010 liep een lid van Albertus Magnus brandwonden op toen hij, gekleed in een Sinterklaaspak, in brand werd gestoken.2 Er is 50 uur taakstraf opgelegd. In België leidde de Leuvense ontgroening van Sanda Dia tot de dood toen hij, na het (onder veel meer) gedwongen eten van muizen, vissen en grote hoeveelheden (zoute) vissaus en een gedwongen urenlang verblijf in een zelf gegraven kuil met ijskoud water, in coma raakte en uiteindelijk in het ziekenhuis overleed. Twee anderen moesten eveneens worden opgenomen, maar overleefden. De achttien daders kregen geldboetes van € 400 en taakstraffen tot 300 uur. Een bekende influencer die, in verontwaardiging hierover, de namen van de daders publiceerde, kreeg in rechte een aanzienlijk hogere boete opgelegd.
Sommige landen hebben ervoor gekozen om ontgroening wettelijk te verbieden. Anti-hazing laws gelden bijvoorbeeld in bijna alle staten van de Verenigde Staten2 (met uitzondering van een zestal)3 en ook in Frankrijk is bizutage wettelijk aan banden gelegd. In Nederland gelden geen specifieke wettelijke verboden, maar hebben studentenverenigingen zich wel gebonden aan bepaalde waarborgen, waaronder een geweldsverbod en een alcoholverbod tijdens de ontgroeningsperiode, alsmede het aanstellen van vertrouwenspersonen. Dit jaar zijn er tot nu toe, bij mijn weten, geen ernstige excessen naar buiten gekomen, maar dat wil niet zeggen dat ze er niet zijn geweest. Er geldt een zeer strenge geheimhoudingsplicht ten aanzien van ontgroeningen en daaraan wordt strikt de hand gehouden.
Het zijn overigens niet de excessen die het grootste probleem bij ontgroeningen vormen; het zijn de aard en het systeem van de ontgroening zelf die maatschappelijk gezien misschien het meest problematisch zijn. Daarbij is niet van belang ontbloot dat ontgroening goeddeels plaatsvindt aan de top van onze onderwijsladder en dat aldus vooral diegenen wordt ingeprent dat vernedering normaal is – niet alleen om te ondergaan maar ook om te doen ondergaan – van wie verwacht mag worden dat zij bovengemiddelde functies in onze maatschappij zullen gaan uitoefenen. Ontgroening is gebaseerd op het uitgangspunt dat mensen ongelijk zijn, dat zij die reeds ergens deel van uitmaken op die enkele grond nieuwkomers mogen en moeten duidelijk maken dat zijzelf beter zijn en het recht en de plicht hebben om die nieuwkomers te onderwerpen en aan proeven bloot te stellen die toch moeilijk anders dan wel- en doelbewust vernederend en soms zelfs mensonterend kunnen worden genoemd. En het is niet zo dat het maar om een eenmalige gebeurtenis gaat. Ieder jaar opnieuw worden die neerbuigende kenmerken herbevestigd door actieve deelname aan het ontgroeningsproces, juist door al diegenen die zelf vooreerst daaraan in lijdelijke zin waren onderworpen. Het ontgroeningsproces is, qua intensiteit, voor studentenverenigingen die daaraan doen, keer op keer het hoogtepunt van het jaar.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat personen die passief én actief, jaar-in-jaar-uit, betrokken zijn geweest bij vanzelfsprekende ongelijkheid en bij gelegitimeerd top-down-gedrag, die houding nogal eens meenemen in hun verdere leven en bij de vormgeving van hun professionele toekomst. Neerbuigend gedrag vindt dan stilletjes zijn weg naar advocatenkantoren, ziekenhuizen, bedrijven en overheidsorganisaties. Wanneer wij dat gedrag niet wenselijk vinden, dan kunnen wij niet onze ogen blijven sluiten4 voor wat een niet-onbelangrijke bron daarvan is: de ontgroening bij onze studenten.5 Het moet daarom bij de beoordeling van ontgroening niet alleen maar gaan om het vóórkomen en het voorkómen van excessen, maar om de principiële onwenselijkheid van een systeem dat onze studenten bij ritueel leert (in een periode dat zij hun persoonlijkheid in belangrijke mate verder vormen) dat je mag neerkijken op anderen en daarvan mag en moet blijkgeven, op de enkele grond dat jij nu eenmaal ouder bent of meer anciënniteit bezit – of op welke andere grond dan ook. Moeten we dus niet af van de ontgroening vanuit de gedachte dat die eigenlijk niet normaal is of zou moeten zijn en al helemaal niet normaliserend zou mogen werken?
Dit Vooraf wordt gepubliceerd in NJB 2024/2376, afl. 36
Afbeelding: ©istock
Voetnoten
1 John Cassian, The Institutes, St. Shenouda Monastry (2021), in eerdere Nederlandse vertaling van zuster Ida van Brabant, Instellingen, Abdij Bethlehem, Bonheiden, België, p. 63 e.v.
2 Berucht is ook de zogeheten roetkapaffaire uit 1965 toen een lid van het dispuut Tres Faciunt Collegium van het Utrechtse Studentencorps de dood vond toen hem, terwijl hij (dat was bekend) leed aan astma, een kap over het hoofd werd getrokken, gevuld met roet. Tijdens de worsteling die volgde omdat hij zich verzette, werden hem bovendien met sigaren brandwonden toegebracht. Een ander lid overleeft eenzelfde behandeling ternauwernood. Er werden boetes opgelegd van 1000 en 2000 gulden, alsmede een week (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf.
3 Geschat wordt dat in de VS ten minste 1 dode per jaar valt als gevolg van ontgroening bij studenten, bron: www.britannica.com/topic/hazing.
4 Het gaat om Alaska, Hawaii, Montana, New Mexico, South Dacota en Wyoming.
5 In de juridische wereld is de laatste decennia opmerkelijk weinig aandacht aan ontgroening besteed.
6 Er vindt natuurlijk op meer plekken ontgroening plaats, zoals in het leger, maar die laat ik hier buiten beschouwing.