Ontbinding van de Eerste Kamer?

Over het algemeen heeft bij een politiek conflict tussen het kabinet en de Eerste Kamer een ontbinding van de laatste weinig zin. De Eerste Kamer keert immers meestal na de herverkiezing in ongewijzigde vorm en getal terug. In één geval lijkt echter een ontbinding van de Eerste Kamer nuttig en zelfs aangewezen, namelijk als in de Tweede Kamer een grote oppositiepartij, na veel geamendeer en compromissen een voor het kabinet vitaal wetsontwerp steunt.

Dat laatste is gezien de extreem ‘dualistische’ verhouding van thans tussen kabinet en Tweede Kamer (Thorbecke kijkt vanuit zijn graf goedkeurend toe!) allerminst denkbeeldig. Als dan de fractie van dezelfde partij in de Eerste Kamer onder het motto ‘wij zijn er ook nog!’ de kont tegen de krib gooit en aankondigt het wetsontwerp niet te steunen en andere oppositiepartijen in de Eerste Kamer de regering niet te hulp snellen, dan is het volstrekt legitiem de Eerste Kamer nog vóór de stemming te ontbinden. Artikel 64 van de Grondwet geeft de regering daartoe het recht.

Wat is namelijk het geval? Nog meer dan bij de verkiezing van de Tweede Kamer is bij de verkiezing van de Eerste Kamer het partijbestuur van de desbetreffende partij verantwoordelijk voor de kandidaatstelling. In het hierboven beschreven geval zal de partijtop er dan zeker voor zorgen dat de kandidaten het standpunt van de Tweede Kamer zullen steunen en volgen. Anders dreigt een crisis binnen de partij.

In vergelijking met de Tweede Kamer is de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer een sinecure. Niet negen miljoen kiezers of meer dienen in het geweer te komen, maar slechts 564 leden van Provinciale Staten. Tijdens een zitting zal de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer vermoedelijk niet meer dan een uurtje vergen. Ook tempoverlies bij de finale besluitvorming over het desbetreffende wetsontwerp zal waarschijnlijk gering zijn.

De door mij geschetste aanpak zal overduidelijk maken dat het primaat van de politieke besluitvorming bij het kabinet en de Tweede Kamer ligt en dat voor de Eerste Kamer slechts een zeer bescheiden rol is weggelegd. Zo hoort het ook!

Dr. J.A.O. Eskes is oud-docent Staatsrecht aan de Universiteit Utrecht.

Bron afbeelding: -JvL-

Over de auteur(s)