Bijna 5000 mensen kregen in 2012 een schadevergoeding omdat ze onterecht in hechtenis hebben gezeten. Om precies te zijn 4783 personen. Dat mensen naar achteraf blijkt ten onrechte zijn verdacht en als gevolg daarvan worden opgesloten, is onvermijdelijk. Maar dat in de afgelopen tien jaar in een ononderbroken lijn het aantal meer dan verdrievoudigd is, is zorgwekkend. We moeten ons schamen als we die stijgende lijn niet kunnen ombuigen.
Bijna 5000 mensen. Een deel van de schadevergoedingen wordt gegeven na een kort durende inverzekeringstelling in de politiecel. Maar het moet ook gaan om een fors deel van de in het totaal circa 20.000 arrestanten die per jaar (voorlopig) in het gevangeniswezen instromen.1 Aan de onschuldigen is een totaalbedrag van meer dan 11 miljoen euro uitgekeerd. Bij een dagtarief van 80 euro betekent dit een gemiddelde van ongeveer 27 dagen per onterecht gehechte. Dat gemiddelde is alleen te begrijpen als gevolg van rechterlijke beslissingen. Het kan zijn dat relatief meer onterecht veroordeelden dan vroeger om zo’n vergoeding vragen, maar ook dat doet niet af aan de vaststelling dat er 5000 onschuldigen hebben vastgezeten.
Bijna 5000 mensen hebben nu het gevoel slachtoffer te zijn van ons systeem. Hoe komt dat? Laten we voorop stellen dat niemand bewust onschuldigen opsluit. De v.h.-rechter moppert soms over de gebrekkige gegevens waarover hij beschikt – hij heeft lang niet zoveel materiaal als de zittingsrechter later onder ogen krijgt – maar wil toch ook wel geloven dat de betrokkene niet voor niets als verdachte is aangemerkt, zeker als de inzet een ernstig delict betreft. Daarnaast zijn er natuurlijk de gevallen waarin het er dik bovenop ligt dat de verdachte zal worden veroordeeld. Menigeen zal diep in zijn hart menen dat het misschien niet eens zo slecht is dat de verdachte zijn straf dan maar vast te pakken heeft.2 In de kern staat de rechter die de bewaring oplegt voor de keuze van opsluiting van iemand die wordt geacht onschuldig te zijn en het laten gaan van iemand die zich misschien onttrekt aan zijn berechting en uiteindelijke straf, terwijl hij misschien ook nog in de tussentijd nieuwe delicten pleegt. Het geloof in het belang van die onschuldpresumptie is ten tijde van de beslissing over de voorlopige hechtenis niet erg krachtig en het hele systeem is erop gericht risico’s uit te bannen. Sinds de ongelukkige vrijlating van Saban B. zit de schrik erin. Bovendien is er het algemene streven naar efficiency. Deze week spraken Kamer en regering gezamenlijk hun afschuw uit over de omstandigheid dat de vrijheidsstraf van zo’n 15.000 veroordeelden niet ten uitvoer is gelegd omdat het systeem niet weet waar ze verblijven (in 80% gaat het om een straf van minder dan drie maanden). Waren ze maar voorlopig gehecht geweest!?
Het percentage voorlopige gehechten op de totale gedetineerdenbevolking was in Nederland volgens de Raad van Europa in 2010 het hoogst van Europa.3 Naast de kans op onterechte detentie is aan het gemak waarmee voorlopige hechtenis wordt opgelegd een nadeel verbonden met betrekking tot mensen die wel schuldig zijn. Het gevaar bestaat dat het hebben ondergaan van voorlopige hechtenis een stilzwijgend argument is om een gevangenisstraf (met aftrek) op te leggen, waar in een vergelijkbaar geval met taakstraf zou zijn volstaan. Dit effect acht ik bijvoorbeeld aannemelijk, als door de uitbreiding van de gronden voor voorlopige hechtenis bij geweld tegen personen met een publieke taak bijvoorbeeld de tegen een agente bij een controle uitgesproken bedreiging met zware mishandeling luidende ‘wacht jij maar af, ik pak je wel kankerhoer’ kan leiden tot een insluiting tot aan de berechting binnen 17 dagen en 15 uur.4
Meer dan 11 miljoen euro. Op 1 november a.s. treedt in werking de wet aangaande de wederzijdse erkenning van beslissingen inzake toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis (Stb. 2013, 250). Die ingewikkelde wet roept bij mij vooral de vraag op wanneer wij iets gaan doen als alternatief voor voorlopige hechtenis. Elektronisch toezicht, meldplichten, nachtdetentie of borgsommen – het wordt allemaal veel te weinig toegepast.5 Maar wat is er nou mooier dan een borgtocht van een miljoen voor een vermoedelijke Colombiaanse coke handelaar die met verbeuring van dat geld zijn heil zoekt in de tropen? In de praktijk weet de rechter niet eens hoe hij zo’n aanbod zou moeten verwerken; kan hij een koffer geld aannemen (of wordt hij dan een witwasser) en waar laat je dat dan? Er is dan ook nauwelijks een procespartij die het voorstelt. En moet een vechtersbaas met wijf, woning en werk nu echt worden opgesloten omdat dat kan, zelfs bij een geur van noodweer? Ik schrijf het luchtig op, maar bedoel serieus dat het daadwerkelijk verminderen van voorlopige hechtenis geld kan besparen en misschien zelfs opleveren.
Er zijn in 2012 dus meer dan drie keer zoveel schadevergoedingen verstrekt als in 2002. Is die toename een gevolg van de invoering in 2004 van de onmiddellijk al veel gebruikte mogelijkheid om voorlopige hechtenis in een keer voor 90 dagen op te leggen? Het zou kunnen, al zou ik dan wel een stijging van het uitgekeerde bedrag maar niet tevens van het aantal toekenningen hebben verwacht. Vermoedelijk is het simpeler. Het strafrechtelijk systeem kent afgezien van de schadevergoeding geen enkele prikkel om mensen niet ten onrechte voorlopig op te sluiten en juist daardoor wordt gemakkelijker gehoor gegeven aan het steeds sterker appel op efficiency en risicomijding. In de grote meerderheid van de gevallen die voor de meervoudige kamer komen is voorlopige hechtenis opgelegd. We kunnen spreken van een diep gewortelde gewoonte, bijna een vanzelfsprekendheid. En dat is precies wat vrijheidsbeneming niet mag zijn.
Dit Vooraf is verschenen in NJB 2013/1929, afl. 31, p. 2129.
Bron afbeelding: killbox
- Criminaliteit en rechtshandhaving 2011, p. 171.
- Zie ook L. Stevens, Voorlopige hechtenis in tijden van risicomanagement, DD 2012 (36), 382-405.
- Council of Europe, Annual Penal Statistics: SPACE I -2010, 28 maart 2012, pag. 84 (table 5)
- Kamerstukken 33 360.
- RSJ, Voorlopige hechtenis – maar dan anders, advies van 4 juli 2011.