Onderzoek laat zien dat de uitkomsten van rechtszaken uiteenlopen voor verschillende groepen burgers. Om dit aan te pakken is bewustwording van vooroordelen niet genoeg. De rechterlijke macht moet investeren in de ontwikkeling van rechterlijke onpartijdigheid als ethische vaardigheid en heeft daarbij de steun van de samenleving nodig.
Rechters zijn net mensen. Zo blijkt uit nationaal en internationaal onderzoek dat de uitkomsten van rechtszaken uiteenlopen voor verschillende groepen burgers. Recent liet onderzoek van Investico (in samenwerking met de NOS en de Groene Amsterdammer) zien dat een laagopgeleide verdachte met migratieachtergrond bijna drie keer zoveel kans op gevangenisstraf heeft dan een verdachte met een hbo- of universitaire opleiding zonder migratieachtergrond.1 Dit leidde tot publieke verontwaardiging en tot onrust binnen de rechtspraak. Jensma riep in de rechtsstaatcolumn in de NRC van 3 november j.l. de rechtspraak op nu echt hun ‘witte huiswerk’ te gaan doen en het probleem van vooroordelen serieus te nemen.2
Anders dan bij een timmerman of violiste raken de vooroordelen van rechters direct aan de rechterlijke professionaliteit. Onpartijdigheid is een professionele kernwaarde van rechters en een noodzakelijke voorwaarde voor rechtvaardige rechtspraak. De onpartijdigheid van rechters moet daarom uitstijgen boven die van de gemiddelde medeburger. Dat is geen sinecure. Iedereen, dus ook rechters, pikt impliciete en expliciete vooroordelen op die leven in de samenleving, zoals die met betrekking tot gender, afkomst, sociaal-economische status etc. Deze vooroordelen en hun cognitieve effecten verdwijnen niet op het moment dat de toga aangaat.3
Hoe dan de onpartijdigheid van rechters te versterken? Henk Naves, voorzitter van de Raad voor de rechtspraak, legt in een reactie op het Investico-onderzoek de nadruk op bewustwording. De crux is volgens hem ‘bewuster te zijn over hoe onbewuste vooroordelen mogelijk ook bij ons werk een rol spelen.’4 Dit sluit naadloos aan bij de rechterlijke gedragsregels waarin staat dat onpartijdigheid aankomt op bewustwording van de eventuele eigen vooroordelen.5 Maar met deze eenzijdige nadruk op bewustwording als panacee voor bevooroordeelde rechtspraak slaat de Rechtspraak volgens ons de plank mis.
Ten eerste: bewustwording van vooroordelen is makkelijker gezegd dan gedaan. Mensen streven over het algemeen naar een positief zelfbeeld. Dit zorgt ervoor dat zij de ethische kwaliteit van hun eigen handelen overschatten. Ook zullen zij proberen negatieve informatie, zoals over de eigen eventuele vooroordelen, al dan niet subtiel weg te redeneren, bijvoorbeeld door rationaliseren (‘het is geen discriminatie maar maatwerk’), of door simpelweg te ontkennen dat er een probleem is.6
Deze verdedigingsmechanismen verklaren mogelijk de weerstand die trainer Sinan Çankaya (schrijver en antropoloog) ervoer toen hij de cursus ‘Oordelen met vooroordelen’ voor rechters verzorgde. Hij vond de rechters defensief en niet bereid om echt in de spiegel te kijken en stopte er daarom mee.7 Een beroep op bewustwording heeft dus alleen zin als de rechtspraak tegelijk ook de te verwachten weerstand serieus neemt en effectief weet te adresseren.
Ten tweede, een eenzijdig geloof in de bevrijdende werking van bewustwording doet geen recht aan het feit dat onpartijdigheid niet een overtuiging is, maar een professioneel-ethische vaardigheid.8 En ook nog eens een complexe vaardigheid. Aan de ene kant is rechtspraak een inherent persoonlijke praktijk; rechters moeten persoonlijke ervaringen hebben opgedaan en deze ook gebruiken om feiten en situaties goed te kunnen waarderen en het recht adequaat te interpreteren.9 Aan de andere kant mag die persoonlijke ervaring niet leiden tot bevooroordeeldheid bij het rechtspreken.
Onpartijdigheid als professioneel ethische vaardigheid komt er dan in ieder geval op neer dat rechters mede tegen de achtergrond van het recht, kunnen zien welke verschillen en overeenkomsten in zaken ertoe doen en welke niet en daar ook naar kunnen handelen. Hiervoor is het cruciaal dat rechters in gelijke mate inlevingsvermogen hebben voor burgers die op hen lijken en voor burgers uit andere groepen.10 Zo is het empathisch tekort bij rechters een van de belangrijke kritieken op de rechtspraak in het toeslagenschandaal.11
Onpartijdigheid is zodoende een knowing how die net als ieder ambacht, oefening, begeleiding, en reflectie behoeft.12 Voor de (toekomstige) rechter is de weg naar onpartijdigheid hierdoor niets minder dan een weerbarstig leerproces waarbij motivatie, discipline en aspiratie aan de kant van de rechter, maar nadrukkelijk ook een ondersteunende en vormende omgeving cruciaal zijn.
Idealiter begint deze weg naar een onbevooroordeelde blik al in het gezin en op de basisschool en middelbare school. Vanuit het motto ‘The greatest weapon against prejudice is education’ ontwikkelde Jane Elliott de beroemde en ingrijpende ‘Blue Eyed’-oefening’ om haar basisschoolleerlingen te laten ervaren wat discriminatie is. Kinderen wordt op deze manier al jong aangeleerd om de wereld zonder vooroordelen tegemoet te treden.13
Rechtenopleidingen spelen een cruciale rol in de vorming van toekomstige juristen en hebben daarom een belangrijke maatschappelijke verantwoordelijkheid om de kunst van onpartijdigheid (en empathie) al in de opleiding een stevige impuls te geven.14 Zij moeten onze toekomstige juristen verder scholen in het onbevooroordeeld uitoefenen van het juridische beroep, of dat nu een officier van justitie, een (belasting)ambtenaar of rechter zal zijn.
Onpartijdige rechtspraak is dus een zaak van iedereen. Rechterlijke onbevooroordeeldheid vergt levenslang leren en een ondersteunende omgeving. Het begint bij een samenleving die haar eigen vooroordelen onder ogen ziet en aanpakt, en gaat verder bij een rechtenopleiding en rechterlijke macht die onpartijdigheid als professioneel-ethische vaardigheid benaderen. Zo krijgt iedere samenleving de rechters die ze verdient.
Dit artikel is gepubliceerd in NJB 2024/2449, afl. 37
Afbeelding: Pixabay
Voetnoten
1 R. van der Burgh, B. Heilbron & A. Kootstra, ‘Lager op de ladder, zwaarder gestraft. Klassenjustitie in Nederland’, platform-investico.nl, 9 oktober 2024, platform-investico.nl/onderzoeken/klassenjustitie-in-nederland.
2 F. Jensma, ‘Deed de Rechtspraak z’n witte huiswerk wel?’, nrc.nl, 3 november 2024, nrc.nl/nieuws/2024/11/03/deed-de-rechtspraak-zn-witte-huiswerk-wel-a4871653.
3 M. Otten, A.K. Seth & Y. Pinto, ‘A social Bayesian brain. How social knowledge can shape visual perception’, Brain and cognition 2017/3, afl. 112, p. 69-77.
[4] “Het is belangrijk dat rechters zich bewust blijven van invloed vooroordelen.” Iedere rechter is doordrongen van het belang van gelijke behandeling’, rechtspraak.nl, 9 oktober 2024,
rechtspraak.nl/Organisatie-en-contact/Organisatie/Raad-voor-de-rechtspraak/Nieuws/Paginas/Het-is-belangrijk-dat-rechters-zich-bewust-blijven-van-invloed-vooroordelen.aspx.
5 Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, Leidraad onpartijdigheid en nevenfuncties in de rechtspraak, Den Haag: NVvR 2014, p. 3.
6 D. Luban, ‘Integrity. Its Causes and Cures’, Fordham Law Review 2003/72, afl. 2, p. 279-310; A. Tenbrunsel & D. Messick, ‘Ethical Fading: The Role of Self-Deception in Unethical Behaviour’, Social Justice Research 2004/17, p. 223-236.
7 F. Jensma, ‘Strafrecht, de grote Ongelijkheidsmachine’, nrc.nl, 8 april 2024, nrc.nl/nieuws/2024/04/08/strafrecht-de-grote-ongelijkheidsmachine-a4195354.
8 M. Stichter, ‘Virtue as a skill’, in: N.E. Snow (red.), The Oxford Handbook of Virtue, Oxford: Oxford University Press 2018, p. 57-81; I. van Domselaar, ‘De sixpack van de rechter. Een deugdethische benadering van rechtspraak’, RechtStreeks 2014, afl. 3/4, p. 71-72.
9 A. Amaya, ‘Virtue and objectivity in legal reasoning’, in: G. Villa-Rosas & J. Fabra-Zamora (red.), Objectivity in Jurisprudence, Legal Interpretation and Practical Reasoning, Cheltenham: Edward Elgar Publishing 2022, p. 283; I. van Domselaar, ‘The perceptive judge’, Jurisprudence 2018/9, afl. 1, p. 75.
10 I. van Domselaar, Recht, ethiek en de schreeuw van Filoktetes. Wat juristen burgers verschuldigd zijn, Den Haag: Boom 2024, p. 56-58.
11 L.M. Koenraad, ‘Empathisch bestuursrecht’, NTB 2021/61, afl. 3, p. 137-142.
12 F.J. Varela, Ethical Know-How. Action, Wisdom, and Cognition, Stanford: Stanford University Press 1992; Van Domselaar 2018, p. 75.
13 S.G. Bloom, Blue Eyes, Brown Eyes. A Cautionary Tale of Race and Brutality, Oakland CA: University of California Press 2021, www.youtube.com/watch?v=1mcCLm_LwpE.
14 Van Domselaar 2024, p. 59.