Naar een wettelijke regeling voor publicatie van rechterlijke uitspraken op rechtspraak.nl

De tijd dat rechterlijke uitspraken alleen actief door commerciële uitgevers werden gepubliceerd ligt gelukkig ver achter ons. Met de komst van rechtspraak.nl eind 1999 heeft de rechtspraak de publicatie van uitspraken naar zich toegetrokken. Dat heeft geleid tot een forse verhoging van het aantal voor het brede publiek raadpleegbare uitspraken.

Dat is toe te juichen omdat dergelijke publiciteit van groot belang is voor de transparantie en controleerbaarheid en daarmee kwaliteit van de rechtspraak. Wetenschap, rechtspraktijk en samenleving doen daarmee hun voordeel. Met het actief openbaren van uitspraken wordt uitvoering gegeven aan een mede uit artikel 6 EVRM en artikel 121 Grondwet voortvloeiende positieve verplichting daartoe. Daarbij moet vanzelfsprekend rekening worden gehouden met de privacy van procespartijen via onder meer een adequaat anonimiseringsbeleid (vgl. ook aanbeveling R(95)11 van het Comité van Ministers van de Raad van Europa).

De criteria voor publicatie op rechtspraak.nl zijn neergelegd in het Besluit selectiecriteria uit 2012 dat is vastgesteld door alle hoogste rechters en de Raad voor de Rechtspraak. Dat gaat uit van het in beginsel publiceren van alle uitspraken van de hoogste rechters. Voor de lagere rechters geldt dat publicatie afhankelijk is van kort gezegd het (potentiële) belang van uitspraken. Zij het dat bepaalde categorieën uitspraken van lagere rechters, zoals die waarin een beroep wordt gedaan op Europees recht of bepaalde consumentenzaken, verplicht moeten worden gepubliceerd. Daarbij is anonimisering voorgeschreven. Uitspraken waarvoor mediabelangstelling bestaat worden gepubliceerd op de dag van de uitspraak, andere 'zoveel mogelijk' binnen een maand.

Toch is er brede kritiek. Deze heeft met name betrekking op het feit dat de rechterlijke macht uiteindelijk zelf de selectie van te publiceren rechterlijke uitspraken uitvoert. Daarnaast en daarmee deels verband houdend wordt nog steeds slechts een beperkt deel van de jaarlijks circa twee miljoen Nederlandse uitspraken gepubliceerd (vgl. Zwalve & Jansen, Publiciteit van jurisprudentie, Deventer 2013, p. 222; Van Opijnen, Op en in het Web, Hoe de toegankelijkheid van rechterlijke uitspraken kan worden verbeterd, diss. UvA 2014 en de door hen genoemde literatuur). Groothuis betoogt met kracht van argumenten dat uitspraken digitaal zo toegankelijk mogelijk moeten worden gemaakt. Behalve het louter publiceren van de uitspraken gaat het haar daarbij ook om kenbaarheid, vindbaarheid, beschikbaarheid, hanteerbaarheid, betaalbaarheid, betrouwbaarheid en duidelijkheid van de informatie. Dat betreft onder meer de samenvatting en de trefwoorden die worden toegevoegd bij publicatie. Uitspraken moeten zo, zoals Groothuis dat benoemt, 'daadwerkelijk raadpleegbaar' zijn (Groothuis, De digitale overheid en de Awb, VAR-preadvies 2011). In hun rijke NJV-preadvies van dit jaar pleiten Van Ettekoven en Marseille voor het publiceren van in beginsel alle uitspraken op rechtspraak.nl. Als extra argument daarvoor wijzen zij er op dat dit nodig is om fundamenteel onderzoek naar de rechtspraak mogelijk te maken, al dan niet met inzet van artificiële intelligentie. Door wijziging van de technische mogelijkheden zijn naar hun mening bovendien voorheen gebruikte argumenten voor beperkte publicatie, zoals kosten en privacyproblemen, achterhaald.

Deze kritiek snijdt hout. Er zou moeten worden gekomen tot een regeling die uitgaat van het principe dat alle rechterlijke uitspraken zo spoedig mogelijk worden gepubliceerd. Meer precies een ja, tenzij-regeling met objectiveerbare weigeringsgronden. Dit op een wijze waardoor uitspraken via het gebruik van adequate metadata in de hiervoor bedoelde zin 'daadwerkelijk raadpleegbaar' zijn. Een en ander zou in een formele wet geregeld moeten worden (vgl. Studiecommissie De Meij, Toegang tot rechterlijke uitspraken, 2006). Het belang van het onderwerp rechtvaardigt dat. Verder wordt daarmee de beslissing over selectie(criteria) weggehaald bij de rechtspraak en krijgt deze een duidelijke plicht opgelegd uitspraken in beginsel te publiceren. Daarenboven kan er dan een wettelijke garantie worden gecreëerd voor de privacybescherming van bij een uitspraak betrokken partijen. In deze wet zou dan ook geregeld kunnen worden hoe om te gaan met de overige data die digitaal beschikbaar zijn na de algehele invoering van het digitaal procederen in het kader van het KEI-programma, iets waarop Van Ettekoven en Marseille wijzen in hun genoemde NJV-preadvies. Vragen die daarbij aan de orde zijn betreffen onder meer hoe om te gaan met onderliggende processtukken, maar ook met meer algemene data als doorlooptijden, het aantal wrakingen en verschoningen etc. Regeling in deze wet behoeft voorts ook de financiering van een en ander.

Als het gaat om de wettelijke regeling van te publiceren metadata zou ten slotte serieus overwogen moeten worden de betrokken rechterlijke instanties te verplichten uitspraken te classificeren naar de mate van belang voor de rechtsontwikkeling. Dat maakt voor de rechtspraktijk en wetenschap, bijvoorbeeld, duidelijk welke uitspraken al dan niet beogen een nieuwe jurisprudentielijn in te zetten of, voor de lagere rechters, wanneer er bewust wordt afgeweken van hogere rechtspraak. Dat is nu nog te vaak gissen. De behoefte aan een dergelijke classificatie wordt bovendien groter als in beginsel alle uitspraken worden gepubliceerd. Het is dan een middel om snel door de bomen het bos te zien. Inspiratie voor een dergelijk classificatiesysteem kan worden opgedaan bij het EHRM dat sinds geruime tijd een indeling in drie klassen hanteert afhankelijk van het belang van een zaak.

Het spreekt voor zich dat de totstandkoming van een dergelijke 'rechtspraak.nl wet' moet plaatsvinden in nauw overleg met de betrokken rechterlijke instanties, overige rechtspraktijk en wetenschap. Er zou een commissie ingesteld kunnen worden ter voorbereiding van een conceptwetsvoorstel met vertegenwoordigers van deze partijen en wetgevingsjuristen. Hopelijk kunnen we aldus binnen relatief korte tijd een dergelijk voorstel tegemoet zien. Het onderwerp is te belangrijk om te laten liggen.

 

Dit Vooraf is ook verschenen in NJB 2017/1278, afl. 24. Frits Bakker schreef een reactie op dit Vooraf.

 

 

Over de auteur(s)
Tom Barkhuysen
Advocaat-partner bestuursrecht bij Stibbe en hoogleraar staats- en bestuursrecht aan de Universiteit Leiden