Ministeriële homogeniteit in een kabinet van staatssecretarissen?

De omvang van de portefeuille van de Staatssecretaris van I&M, het opstappen van Mansveld en het debacle rond de Fyra roepen staatsrechtelijke vragen op die bijna nooit meer worden gesteld. Het zijn vragen die uiteindelijk allemaal leiden langs twee bepalingen uit onze Grondwet, die gezusterlijk naast elkaar staan: artikel 45, over de ministerraad, en artikel 46, over de  staatssecretaris.

De omvang van de portefeuille van de Staatssecretaris van I&M, het opstappen van Mansveld en het debacle rond de Fyra roepen staatsrechtelijke vragen op, die bijna nooit meer worden gesteld. Het zijn vragen die uiteindelijk allemaal leiden langs twee bepalingen uit onze Grondwet, die gezusterlijk naast elkaar staan: artikel 45, over de ministerraad, en artikel 46, over de  staatssecretaris. Deze grondwettelijke bepalingen veronderstellen dat over belangrijke regeringszaken wordt besloten door ministers, in de ministerraad. De andere spelers binnen de regering – de Koning en de staatssecretaris – staan in dit verband formeel aan de zijlijn. Met betrekking tot de staatssecretaris begint deze constructie steeds meer te knellen.

 

In dit artikel onderzoeken Jan Willem van Rossem en Wytze van der Woude of de huidige politieke praktijk rond staatssecretarissen nog wel valt in te passen in het toepasselijke staatsrechtelijke kader. Om deze vraag te beantwoorden, bezien zij eerst de historische achtergrond en de ontwikkeling van het ambt. Vervolgens schetsen de auteurs aan de hand van een kwantitatieve analyse wat het aandeel is van staatssecretarissen in de regering Rutte II. Tot slot gaan zij na of de homogeniteit van het regeringsbeleid op dit moment gevaar loopt.

 

Het artikel 'Ministeriële homogeniteit in een kabinet van staatssecretarissen?' is gepubliceerd in NJB 2015/2223, afl. 44/45, p. 3083 e.v.

 

Afbeelding: ANP foto