MH17: hoe zit het met de overige procedures?

Op 17 november 2022 heeft de rechtbank Den Haag drie verdachten schuldig bevonden aan het neerhalen van vlucht MH17. Met deze uitspraak is er na ruim acht jaar een gerechtelijk oordeel omtrent de tragedie, waarbij een concrete connectie wordt gemaakt met de betrokkenheid – en mogelijk verantwoordelijkheid – van Rusland. De uitspraak van 17 november betekent niet het einde van de behandeling van de MH17-zaak in Nederland; het OM beraadt zich over vervolgonderzoek en verschillende landen hebben aangedrongen op verdere vervolgingen.

Alhoewel deze uitspraak voor nabestaanden opluchting biedt, moet er ook een kanttekening geplaatst worden: ‘[h]et recht kan (…) de slachtoffers niet terugbrengen en het leed van de nabestaanden nauwelijks verlichten’ maar ‘[h]opelijk kan het recht wel een bijdrage leveren aan het achterhalen van wat er precies is gebeurd en wie waar verantwoordelijk voor was’. Op internationaal niveau zijn er verschillende procedures gaande met dit doel: vaststellen wie naast de drie veroordeelde verdachten verantwoordelijk gehouden kan worden. In deze blog bespreken we de stand van zaken in de procedures bij de drie bekendste internationale fora: het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), het Internationaal Gerechtshof (IGH), en het Internationaal Strafhof (ISH). Naast deze drie zijn er op (inter)nationaal niveau nog vele andere procedures gaande, met name civiele zaken tegen verschillende private partijen en landen. De website ‘Juridische Wegwijzer MH17’ biedt een overzicht van de lopende procedures.

 

Europees Hof voor de Rechten van de Mens

Momenteel liggen er bij het EHRM zowel interstatelijke als individuele klachten tegen Rusland omtrent het neerhalen van vlucht MH17. Nederland heeft in juli 2020 een klacht tegen Rusland ingediend naar aanleiding van het gebruikte wapen: het BUK-TELAR systeem was afkomstig uit Rusland. Bovendien heeft Rusland nagelaten het incident te onderzoeken. Deze zaak is in november 2020 gevoegd met twee Oekraïense interstatelijke zaken tegen Rusland. Net voor de invasie van februari 2022 heeft er een hoorzitting plaatsgevonden in de gevoegde zaak waarin de MH17-ramp uitvoerig aan bod kwam.

In de vier individuele zaken omtrent MH17 tegen Rusland zijn circa 400 nabestaanden vertegenwoordigd. De zaken zijn ingediend in 2016 en 2018 en zijn de gevoegde zaken Ayley e.a. t. Rusland en Angline e.a. t. Rusland, en de zaken Bakker e.a. t.Rusland en Warta e.a. t. Rusland. Los van de vraag of de inhoudelijke behandeling daadwerkelijk tot aansprakelijkheid van Rusland zal leiden, heeft de invasie van 24 februari 2022 het verdere verloop van de zaken in onzekerheid gestort.

Naar aanleiding van de invasie is Rusland namelijk uit de Raad van Europa gezet, waardoor Rusland sinds 16 september 2022 geen partij meer is bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Volgens het EHRM blijft het Hof bevoegd om klachten tegen Rusland te behandelen mits de eventuele schendingen vóór 16 september 2022 hebben plaatsgevonden. Echter, per 16 september is er geen Russische rechter meer in het EHRM, wat de vraag oproept wat dit betekent in het licht van een eerlijke procesgang bij zaken tegen Rusland.

Het is de vraag of de MH17-zaken tegen Rusland – alsmede de circa 17.450 andere klachten tegen dit land – nog verder worden behandeld. Zelfs als de zaken worden afgehandeld, dan nog levert dit waarschijnlijk niet meer op dan een papieren genoegdoening. Reeds vóór de invasie had Rusland een slechte reputatie omtrent de naleving van uitspraken van het EHRM, maar in juni 2022 heeft het  Russische parlement twee wetsvoorstellen goedgekeurd die de uitvoering in Rusland van na 15 maart 2022 gedane uitspraken van het EHRM annuleren en bepalen dat uitspraken van het EHRM die na die datum in werking zijn getreden, in Rusland niet uitvoerbaar zijn. Toezicht door het Comité van Ministers van de Raad van Europa, belast met deze taak, zal hier weinig verandering in brengen.

Naast de zaken tegen Rusland, ligt er een Russische interstatelijke klacht tegen Oekraïne, ingediend in juli 2021. Rusland stelt dat Oekraïne verantwoordelijk is voor de slachtoffers van MH17 omdat het heeft nagelaten het luchtruim te sluiten. Het blijft vooralsnog onduidelijk wat met deze zaak zal gebeuren in het licht van het vertrek van Rusland uit de Raad van Europa. Een vergelijkbare individuele klacht tegen Oekraïne is tevens ingediend door vier nabestaanden, waarvan de afhandeling niet getroffen wordt door Rusland’s vertrek uit de Raad van Europa.

 

Internationaal Gerechtshof

De zaak Oekraïne-Rusland die het neerhalen van vlucht MH17 omvat is in 2017 gestart met als jurisdictionele grondslag twee internationale verdragen. Het verdrag relevant voor het deel van de zaak waar het neerhalen van vlucht MH17 toe behoort, is het Internationaal Verdrag ter Bestrijding van de Financiering van Terrorisme (IVBFT). Oekraïne beargumenteert dat Rusland het IVBFT heeft geschonden door de Oost-Oekraïense separatisten te steunen in hun ‘terroristische’ activiteiten en door het niet-voorkomen van de financiering van terrorisme. De ‘acts of terrorism’ omvatten onder andere het neerhalen van vlucht MH17.

Het probleem met het koppelen van het neerhalen van MH17 aan het IVBFT is dat de feitelijke gedraging mogelijk niet valt onder het ingeroepen juridische raamwerk. Oekraïne werd in de zoektocht naar een jurisdictionele basis voor haar zaak tegen Rusland beperkt door de weinig beschikbare opties. Rusland omschrijft het inroepen van het IVBFT als een ‘inappropriate attempt at re-packaging the allegations of annexation or aggression’. Of de IGH-zaak omtrent MH17 zal resulteren in aansprakelijkheid van Rusland hangt dus onder andere af van de toepasbaarheid van het IVBFT op het neerhalen van vlucht MH17.

Los van de vraag of de gedraging – de steun aan separatisten waarmee vlucht MH17 is neergehaald – onder het IVBFT valt, is het onzeker of dit verdrag überhaupt in deze zaak gebruikt kan worden. In de meeste gevallen is het juridische raamwerk omtrent terrorisme niet van toepassing in situaties van gewapend conflict, zoals ook wordt beargumenteerd door Rusland. Het IVBFT stelt in artikel 21 dat het Verdrag ‘shall not affect other rights, obligations and responsibilities of States under (…) international humanitarian law’. Het gevolg is dat de aanval op MH17 in termen van schending van het internationaal humanitair recht gegoten kan worden waarbij het nog zeker een schending van het recht oplevert, maar waardoor de jurisdictionele basis van de IVBFT wegvalt. Het IGH zou dan geen rechtsmacht meer hebben over MH17. Op dit moment is de zaak nog gaande en moeten we afwachten hoe het Hof zal oordelen, maar zelfs als het IGH Rusland verantwoordelijk stelt voor het neerhalen van vlucht MH17 zou het voor de nabestaanden van de MH17-ramp weinig opleveren: Rusland zal ook hier niet geneigd zijn de uitspraak op te volgen.

Een andere route naar het IGH is denkbaar via de door Nederland en Australië in maart 2022 ingestelde procedure bij de International Civil Aviation Organization (ICAO). Vanwege de mogelijke schending van artikel 3bis van het Verdrag van Chicago door Rusland, hebben Nederland en Australië onderhandeld over de internationale aansprakelijkheid van Rusland. In 2020 heeft Rusland deze onderhandelingen beëindigd. Na een uitspraak van het ICAO staat er een ‘beroepsmogelijkheid’ open bij het IGH. De procedure zal echter naar alle waarschijnlijkheid nog vele jaren duren.

 

Internationaal Strafhof

De aanklager van het ISH startte reeds in april 2014 een vooronderzoek naar de situatie in Oost-Oekraïne gebaseerd op de ad hoc-acceptatie van de rechtsmacht van het ISH door Oekraïne. In december 2020 presenteerde de aanklager haar conclusies en aanwijzingen dat internationale misdrijven zijn gepleegd in de periode vanaf februari 2014. Alhoewel het rapport geen concrete zaken beschrijft, stelt het dat er een redelijke basis is om aan te nemen dat er bepaalde oorlogsmisdrijven zijn gepleegd, waaronder (inzover relevant voor MH17) ‘intentionally directing attacks against civilians and civilian objects (…); wilful killing/murder (…)’; en indien de situatie gezien zou worden als internationaal gewapend conflict ‘intentionally launching attacks that resulted in harm to civilians and civilian objects that was clearly excessive in relation to the military advantage anticipated (…)’.

Na dit vooronderzoek duurde het ruim een jaar tot een daadwerkelijk onderzoek werd gestart. De aanklager stelde in een verklaring naar aanleiding van de invasie van februari 2022 dat een onderzoek mogelijk zou zijn, echter hintte hij hiertoe naar verwijzingen door lidstaten van het ISH. Middels dergelijke verwijzingen zou het onderzoek meteen kunnen aanvangen en niet afhankelijk zijn van goedkeuring door de Pre-Trial Chamber. In reactie op dit verzoek hebben 43 verdragsstaten de situatie verwezen en is het onderzoek gestart.

De drie verdachten die reeds in Nederland zijn veroordeeld en de verdachte die is vrijgesproken, kunnen niet voor dezelfde feiten bij het ISH vervolgd worden. Er zijn echter nog meer personen die een rol hebben gespeeld in het neerhalen van MH17 en die binnen het onderzoek van het ISH zouden kunnen vallen, mits de zaak MH17 geïdentificeerd wordt als één van de te vervolgen zaken. Zelfs dan is er nog een potentiële belemmering omdat het ISH niet de optie kent van veroordeling bij verstek, dus slechts indien verdachten daadwerkelijk voor het ISH verschijnen, kunnen zij vervolgd worden.

 

Conclusie

Ondanks de grote waarde van de veroordeling van drie verdachten voor het neerhalen van MH17, zijn dit ‘slechts’ drie van de vele betrokkenen. Bovendien zijn de drie bij verstek veroordeeld, waarmee de veroordeling vooral symbolisch is. Of de internationale procedures de nabestaanden meer soelaas zullen bieden, is vooralsnog onduidelijk en zal wellicht de komende jaren nog onduidelijk blijven. Met name in de procedures bij het EHRM, is het niet waarschijnlijk dat eventuele vonnissen door Rusland zullen worden uitgevoerd. Maar ook in het geval van het IGH, waarbij toezicht op naleving door de VN Veiligheidsraad geschiedt, en het ISH, dat niet bij verstek veroordeeld, zijn de kansen op enige vormen van genoegdoening klein. Echter, zoals gesteld door Marieke de Hoon: ‘In complexe geopolitieke situaties, zoals de MH17 ramp, is volledige gerechtigheid, waarbij verantwoordelijken schuld erkennen, spijt betuigen en hun straf ondergaan, onwaarschijnlijk. Maar voor velen zal de openbare behandeling van bewijs en een juridische conclusie wel bij kunnen dragen aan een vorm van gerechtigheid en erkenning’. We hopen dat deze vormen van gerechtigheid en erkenning daadwerkelijk zullen volgen.

 

Afbeelding: Derde aankomst slachtoffers MH17. Voor de derde achtereenvolgende dag landden militaire transportvliegtuigen vanuit Charkov op Vliegbasis Eindhoven. 25 juli 2014. Hille Hillenga, CC0, via Wikimedia Commons

Over de auteur(s)
Annick Pijnenburg
Universitair Docent Internationaal en Europees Recht aan de Radboud Universiteit
Stefanie Jansen-Wilhelm
Universitair Docent Internationaal Recht aan de Radboud Universiteit