Maar je hebt toch niets te verbergen?

Vrijheid en veiligheid zijn kernwaarden van onze maatschappij. Kernwaarden die kunnen botsen. Om de veiligheid te waarborgen, moet de vrijheid soms worden beperkt. De Raad voor de rechtspraak organiseerde op 10 september 2015 in het kader van de Dag voor de Rechtspraak een essaywedstrijd voor studenten en stelde hen de vraag: Hoe denk jij over de keuze tussen vrijheid en veiligheid? Dit essay van Mienke de Wilde is op de eerste plaats geëindigd.

En daar zat ik dan, in een werkcollege ‘Inleiding in de Rechtswetenschap, in discussie verwikkeld geraakt omdat ik had toegegeven dat ik een tijdje bewust zonder geldig legitimatiebewijs rondgelopen heb omdat ik weigerde mijn vingerafdrukken af te geven.  In werkelijkheid was de discussie slechts met een handjevol studiegenoten, maar ik voelde de rest van de samenleving met hen meedenken toen de vraag werd gesteld die in dit tijdperk wel vaker de revue passeert: ‘Maar als je niets verkeerd doet, heb je toch niets te verbergen?’

Elke keer wanneer ik een vraag of opmerking met een dergelijke strekking hoor, vlamt er een soort onbedwingbare en vurige passie in mij op. Ik snapte de gedachte achter de vraag en de ingebakken stelling wel, maar op zo’n moment schieten beelden door mijn hoofd van de Joodse gemeenschap, die ook dacht dat zij niets te verbergen had in ons registratiegrage Nederland. Niemand had van tevoren kunnen voorzien hoe dat zou eindigen. Volgens Peter Tammes is de Jodenregistratie an sich weliswaar niet de oorzaak geweest van het grootste percentage slachtoffers in Nederland, het heeft wel fatale gevolgen gehad toen die registratiegegevens in handen van de verkeerde personen vielen.[1] Zo werd het voor de Amsterdamse collaborerende hoofdcommissaris Tulp wel heel makkelijk om ‘s avonds duizenden joden uit hun huis te halen.

Naast beelden borrelen ook vragen naar boven. Wat is ‘iets verkeerd doen’? Verzetsdaden waren tijdens de Tweede Wereldoorlog strafbaar, maar daarmee toch zeker niet verkeerd? En wanneer heb je iets te verbergen? Hoe lang hadden onze verzetshelden het bijvoorbeeld vol kunnen houden als zij hun vingerafdrukken hadden moeten afgeven bij het aanvragen van een legitimatiebewijs?

Ik realiseer me maar al te goed dat ik bij de meeste mensen  een beetje wantrouwend jegens de overheid moet klinken. Maar laat ik mijzelf dan nuanceren: het is niet zozeer de huidige overheid of de status quo die ik niet vertrouw, maar niemand weet wat de toekomst brengen zal, nietwaar? De geschiedenis daarentegen biedt ons wel scenario’s. Daartussen bevinden zich ook scenario’s die een geestelijk gezond mens nooit had kunnen verzinnen, maar die toch keiharde werkelijkheid zijn geworden.

Wat nu triviale informatie lijkt - destijds het behoren tot de Joodse gemeenschap - kan van de één op de andere dag zomaar ineens een reden zijn om te worden opgepakt (of erger!). Wie zegt mij dus dat de informatie van nu niet gevaarlijk kan zijn in de toekomst?

Het is ondertussen gelukkig al weer mogelijk om een identiteitskaart aan te vragen zonder vingerafdrukken af te geven, dus in praktisch opzicht is deze discussie misschien niet meer relevant, maar ik denk dat we best wat meer stil mogen staan bij de geschiedenis als het gaat over de keuze tussen vrijheid en veiligheid.

De ontwikkelingen in onze harder wordende maatschappij in combinatie met de (on)mogelijkheden van de moderne technologie baren me soms zorgen. Misschien is dat wel niet nodig, maar ik kan het niet helpen. Ik voel de spanning in de samenleving toenemen. Ik ben bang voor collectieve angst.

Om mijn zorgen uit te leggen moet ik eerst uiteen proberen te zetten wat vrijheid voor mij betekent. Dat is echter niet makkelijk, want een ieder die zegt een definitie van vrijheid te kunnen geven, snapt niet wat vrijheid is. Definiëren is beperken. Hij die ‘vrijheid’ probeert te definiëren ontneemt daarmee immers andermans vrijheid, door het begrip ‘vrijheid’ in te perken tot wat hijzelf wenselijk acht. Wat is vrijheid, als u zelf niet kunt bepalen wat die vrijheid inhoudt? Vrijheid is dus iets groters dan wijzelf kunnen beredeneren. Passend vind ik de vergelijking met het heelal. Men weet dat het er is, maar het zal nooit precies te beschrijven zijn, omdat men niet weet waar het eindigt en wat het belangrijkste stukje uit het geheel eigenlijk is. Zo is het ook met vrijheid. In beide begrippen zit een soort mysterieuze oneindigheid besloten.

Met het begrip ‘veiligheid’ is het anders. Ook hiervan is de betekenis voor iedereen anders, maar toch is dit begrip voor de meeste mensen makkelijker te behapstukken. Veiligheid dient een meer praktisch nut; het beschermen van onze vrijheid. Daarmee is het begrip ‘veiligheid’ gevoelsmatig een stuk concreter dan het abstracte vrijheidsbegrip. Waar vrijheid niet maakbaar is, omdat zij nu eenmaal aanwezig is als een ‘voor zichzelf sprekende onvervreemdbare waarheid’,[2] is veiligheid dat – althans in theorie - wel.

U voelt het al aankomen. In een samenleving waarin de illusie heerst dat alles maakbaar is, zal men moeilijk overweg kunnen met absolute vrijheid die er ‘nu eenmaal gewoon’ is. Er is in zo’n situatie teveel onzekerheid en gevaar, waar men het liefst zo snel mogelijk van af wil. Klinkt u dit niet enigszins bekend in de oren? Lijkt dit niet een beetje op Rousseau met zijn theorie van het ‘maatschappelijk contract’? Deze theorie komt er in het kort op neer dat de legitimiteit van de staat ligt in het feit dat mensen bewust een stukje vrijheid hebben afgegeven aan een hogere macht om in veiligheid te kunnen leven. Daaruit valt niet alleen te beredeneren dat veiligheid als taartpunt in het grotere begrip vrijheid ligt in plaats van andersom - men geeft immers één taartpunt op om de rest van de taart te kunnen behouden -, maar ook dat men deze ruil juist in tijden van chaos geneigd is te laten plaatsvinden. In principe is daar niets mis mee, want in de theorie van Rousseau blijft nog een heel groot stuk vrijheid over. Maar het inruilen van vrijheid kan ook doorslaan.

Nu komen we bij het punt dat ik wilde maken. In een samenleving waarin nog steeds zoveel vrijheid over is, heerst nog altijd veel onzekerheid.[3] Het zit in de natuur van de mens om angstig te zijn voor alles wat hij niet begrijpt of waarop hij geen invloed heeft. Daarom ziet men als men terugkijkt in de historie dat de mens juist in crisistijd of in tijden van chaos en nieuwe ontwikkelingen eerder geneigd is zijn vrijheid op te geven.

Ook nu kan als voorbeeld weer de Tweede Wereldoorlog worden genomen. De opkomst van Hitlers gedachtengoed vond niet alleen plaats in een tijd van zware economische omstandigheden. Het was ook een tijd waarin  enorme technologische doorbraken plaatsvonden. Niet alleen de mogelijkheden voor oorlogsvoering ondergingen een revolutie, de media-mogelijkheden namen ook significant toe waardoor propaganda een grote rol kon gaan spelen. Crisis, nieuwe ontwikkelingen, grote ethische vraagstukken; het waren allemaal dingen waar de normale man geen invloed of antwoord op had. Al met al kan men zeggen dat dit een tijd was waarin men te kampen had met grote onzekerheid. Een tijd waarin men graag een stukje vrijheid opgaf in ruil voor veiligheid. In eerste instantie was die ruil voor de mensen toen misschien best te verdedigen. Tot er ineens een dictator naar voren schoof en bleek dat hij en zijn aanhangers datgene, wat eerder ter veiligheid van het volk diende, ineens  kon gebruiken bij het oppakken en vermoorden van miljoenen mensen.  ‘Aber wir haben es nicht gewusst.’…

Maar wacht eens… Hoe zit dat nú eigenlijk? Een groot deel van de mensen leeft in crisis, net als toen… Nieuwe media zien het daglicht, net als toen… Nieuwe manieren van oorlogsvoering breken door, net als toen…  Een hele bevolkingsgroep wordt weer gewantrouwd, net als toen… Er heerst onrust in Europa vanwege een grote nationale schuldenlast, net als toen… Politici, die blijkbaar goed zijn met propaganda en zeggen het allemaal wel op te kunnen lossen ten koste van minderheden, winnen aan populariteit, net als toen… En wéér trappen we erin: we geven vanwege onderbuikgevoelens en uit angst voor het onbekende  onze vrijheid gewillig op voor een soort schijnveiligheid. Waar zijn we toch mee bezig? Hebben we dan niet in de gaten dat wij op deze manier zelf onze grootste bedreiging zijn

Ik ben niet naïef. Hoewel ik de tekst en muziek ontzettend kan waarderen, denk ik dat ik zelf ook hopeloos zou verdwalen in een vrije wereld zoals John Lennon die bezingt in zijn nummer ‘Imagine’. Ik geloof dus ook niet in de levensvatbaarheid van absolute vrijheid, maar ik denk wel dat we onze angstige vrijheidsbeperkende regeldwang eens drastisch onder de loep moeten nemen. De balans tussen vrijheid en veiligheid is zoek, wanneer angst ons moet vertellen waar die grens ligt.

Angst en onderbuikgevoelens komen voort uit een soort instinct. Het enige wat daar tegenop kan is vertrouwen dat steunt op het verstand, oftewel de ratio.[4] Vooral de ratio van de rechterlijke macht is belangrijk, aangezien het die macht is, die de voornaamste bewaker is van de vrijheid. Het vervelende is alleen dat de rechter vaak pas optreedt in het eindstadium. Hij komt meestal pas in beeld als er al problemen zijn en is in zijn geschilbeslechtende functie slechts een reparateur. En daar zit hem net het euvel. Een reparateur kan een auto nog zo goed repareren, zodat deze zelfs beter is dan nieuw, maar door het gebrek wat er ooit is geweest zal men altijd minder vertrouwen hebben in deze auto dan in een auto waar nooit wat mee aan de hand is geweest.

Daarom is het van belang dat het collectieve vertrouwen überhaupt niet in gevaar komt, zodat keuzes zoals die tussen vrijheid en veiligheid minder nodig zijn. Wanneer iedereen wat toleranter naar elkaar is, zijn er minder conflicten zijn en hoe minder conflicten er plaatsvinden, hoe groter het vertrouwen in elkaar uiteindelijk zal zijn. Als de vrijheid toch beperkt moet worden, beperk dan de vrijheid van degenen die doelbewust angst inboezemen jegens andersdenkenden en geef juist vertrouwen aan de minderheden die nu als bange hond in een hoekje gedrukt worden. Wanneer een hond bang is en geen kant op kan, zal hij uiteindelijk bijten. Maar wanneer u hem de vrijheid en het vertrouwen geeft om te ruiken aan uw oprechtheid, kan hij uw trouwste en beste kameraad worden.

Dit essay is helaas niet geschikt om uitgebreid uit te leggen hoe ik dit vertrouwensherstel door tolerantie voor mij zie, maar een inspiratie op dit gebied zou Robert Putnam kunnen zijn. In zijn werk ‘Bowling alone’ onderscheidt hij begrippen als ‘bridging’ en ‘binding’, om het contact en vertrouwen tussen mensen te verbeteren. Binding is, kort gezegd, geschikt om mensen met dezelfde achtergrond aan elkaar te binden. Op die manier ontstaat één groep. Bridging is het overbruggen van een kloof tussen twee verschillende groepen met een andere achtergrond. Onze samenleving moet inzien dat integratie van minderheden niet door een soort opgedrongen vorm van binding bereikt kan worden, maar door het tolerantere bridging. Het regeerakkoord heeft al de titel ‘Bruggen slaan’, dus misschien is nu het goede tijdstip aangebroken om daar mee aan de slag te gaan.

Waar ratio dus voor vertrouwen kan zorgen, maakt vertrouwen het mogelijk  dat potentiële vijandelijkheden veranderen in vriendschappen en bedreigingen ombuigen naar mogelijkheden. Daardoor is er meer ruimte voor vrijheid, want er zullen minder beperkingen nodig zijn om onze angsten op te vullen met schijnveiligheid. Laten wij dus als samenleving toch de ratio weer omarmen, opdat zij de grens tussen vrijheid en veiligheid weer gaat bepalen, zodat onze angst niet onze heerser wordt.

 


[1] P. Tammes, ‘Het belang van jodenregistratie voor de vernietiging van joden tijdens de Tweede Wereldoorlog’, Tijdschrift voor sociale en economische geschiedenis 2009, afl. 2, p. 34-62.

[2] T. Jefferson, United States Declaration of Independence, 1776 (preambule).

[3] E. Fromm, De angst voor vrijheid, Utrecht: Bijleveld 2013 (Escape from freedom 1941, vertaald door H. Redeker en J. Mordegaai).

[4] E. Fromm, De angst voor vrijheid, Utrecht: Bijleveld 2013 (Escape from freedom 1941, vertaald door H. Redeker en J. Mordegaai), p. 222.

 

Dit essay van Mienke de Wilde is op de eerste plaats geëindigd bij de essaywedstrijd voor studenten die de Raad voor de rechtspraak in het kader van de 'Dag van de Rechtspraak' organiseerde.

 

Afbeelding: © Eric van Nieuwland

Over de auteur(s)