De toeslagenaffaire Kinderopvang heeft een brede discussie op gang gebracht over de rechtsbedeling in Nederland, waaronder ook de toegang van de burger tot het recht, met name als het gaat om geschillen met de overheid. Een belangrijk knelpunt daarbij is de mogelijkheid voor de rechtzoekende om gebruik te maken van een rechtshulpverlener.
Sinds 2008 ligt aan de opeenvolgende regeerakkoorden wat rechtsbescherming betreft het uitgangspunt ten grondslag dat de burger zelf verantwoordelijkheid draagt voor de oplossing van ‘zijn’ conflicten en dat de door de overheid gesubsidieerde rechtsbijstand voor diegenen die de kosten daarvan niet zelf kunnen dragen pas in beeld komt bij complexere zaken of kwesties waar grote maatschappelijke of financiële belangen op het spel staan. Het beleid is sindsdien gericht op het bieden van toegang voor de oplossing van het probleem van de burger in plaats van toegang tot de advocaat en de rechter. Klinkt mooi, maar de titel van het advies dat dit beleid inluidde: ‘Van duur naar duurzaam’1 maakt duidelijk dat de motor hierachter de beheersing van de kosten van rechtsbijstand is. In het kader van de stelselvernieuwing rechtsbijstand wordt de laatste jaren ingezet op pilots die laagdrempelig en vroegtijdig oplossingen moeten bieden voor de kwetsbare rechtzoekende, door middel van het openen van juridische loketten bij bibliotheken, wijkcentra en gemeentes, online juridische dienstverlening en het aanbieden van online formulieren voor bezwaarschriften etc. In de vierde voortgangsrapportage stelselvernieuwing rechtsbijstand van 11 januari 2021 wordt met trots gemeld dat het aantal toevoegingen in het bestuursrecht is gedaald met ruim 10% en dat de komende tijd wordt ingezet op een verdere daling tot ten minste 15% door zoveel mogelijk geschillen met de overheid te voorkomen. In schril contrast met deze doelstelling staat de harde werkelijkheid die zich nu manifesteert in de toeslagenaffaire en het ongelofelijke trage tempo waarin gedupeerde burgers de schadeloosstelling krijgen die hen is toegezegd. Doordrongen van de urgentie van het probleem is in een hoog tempo het wetsvoorstel Wet Verbetering Uitvoerbaarheid Toeslagen2 door het parlement geloodst. Daarin wordt beoogd de menselijke maat in het toeslagenstelsel te versterken en de praktische rechtsbescherming van burgers te verbeteren om schrijnende situaties te voorkomen. De Raad voor de Rechtsbijstand wijst in een reactie d.d. 15 september 2020 op het wetsvoorstel erop, dat volgens het beleid van de Raad voor het aanvragen van een toeslag of bezwaar tegen een beslissing op het verzoek geen toevoeging wordt verstrekt omdat ervan wordt uitgegaan dat de rechtzoekende dit zelf kan. Alleen als een advocaat kan motiveren dat de zaak zodanig feitelijk en/of juridisch complex is, verleent de Raad bij hoge uitzondering een toevoeging en schrijnende situaties komen volgens de Raad niet zoveel voor. Dat dit in de praktijk niet vol te houden is blijkt wel uit de toeslagenaffaire. Daarvoor geldt nu de Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag3 die op 1 maart in werking is getreden en op grond waarvan kosteloze rechtsbijstand mogelijk wordt gemaakt aan rechtzoekenden in het kader van de herstelregelingen kinderopvangtoeslag.
Maar de problemen doen zich niet alleen voor op het gebied van de kinderopvangtoeslag. Dat is ook het geval bij de WMO, bij het bezwaar maken tegen een belastingaanslag of -terugvordering, het korten of intrekken van een bijstandsuitkering en de uitvoeringspraktijk van de Dienst uitvoering onderwijs (Duo). In Trouw van 6 maart jl. staat een aantal schrijnende praktijkvoorbeelden die duidelijk maken hoeveel bureaucratische vaardigheden nodig zijn om problemen met overheidsdiensten op te lossen of er zelfs maar achter te komen wát nu eigenlijk het probleem heeft veroorzaakt. Zelfs gevallen waarbij kinderen door het korten op een bijstandsuitkering uit huis worden geplaatst zijn niet ernstig genoeg voor een toevoeging van een advocaat. Ook door de Nationale Ombudsman4 en rechterlijke instanties is aandacht gevraagd voor het probleem dat kwetsbare burgers niet zo zelfredzaam zijn als van hen wordt verwacht. Het WRR-rapport ‘Weten is nog geen doen. Een realistisch perspectief op redzaamheid’5 spreekt van digitaal analfabetisme. De Nederlandse Orde van Advocaten heeft er voortdurend op gehamerd dat er op een onverantwoorde manier is bezuinigd op het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand wat gezorgd heeft voor een kaalslag onder de sociale advocatuur.6 De NOvA wordt hierbij ten onrechte beticht van pure financiële belangenbehartiging voor advocaten. Het gaat om het in stand houden van de mogelijkheid om de sociale advocatenpraktijk behoorlijk uit te oefenen. En dat is nodig, want rechtzoekenden blijken onvoldoende in staat om een weg te vinden in digitale tools en zelfhulppakketten. Door steeds complexere regelgeving lopen burgers vast.
Voorafgaand aan de verkiezingen heeft de Commissie rechtsstatelijkheid in verkiezingsprogramma’s de partijprogramma’s voor de verkiezingen van 2021 op dit punt doorgelicht. Daaruit blijkt dat in een aantal partijprogramma’s ook aandacht wordt gevraagd voor een versteviging van de gesubsidieerde rechtsbijstand en voor garanties dat ieder in staat wordt gesteld om recht te halen. Uiteraard zijn initiatieven van buurtrechtspraak, buurtbemiddeling en alternatieve vormen van geschilbeslechting waardevol. Maar als het erop aankomt een vuist te maken tegen de overheid dan zijn betrokken sociale advocaten, zoals Eva González Pérez in de kinderopvangtoeslagaffaire, onmisbaar. Ik hoop dan ook dat de nieuwe Tweede Kamer en de toekomstige minister voor rechtsbescherming hier oog voor hebben en bereid zijn te investeren in de gefinancierde rechtsbijstand, en niet alleen, zoals bij de toeslagenaffaire het geval is, op het moment dat het kalf al verdronken is.
Dit Vooraf verschijnt in NJB 2021/791, afl. 11.
Afbeelding: pixabay
Noten
- Kamerstukken II 2008/09, 31 753, bijlage bij nr. 1.
- Stb. 2020, 543.
- Stcrt. 2021, 10248 (1 maart 2021).
- nationaleombudsman.nl, 13 december 2019.
- WRR-rapport nr. 97, 24 april 2017.
- E-mail NOvA 18 januari 2021 aan Tweede Kamer.